Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

• Het maximale stijgingspercentage waarbij de viamobil nog veilig rijdt, bedraagt 6,5° (11,4) procent bij een belasting van maximaal
160 kg. Bij grotere stijgingen of dalingen moet de bediener altijd in staat zijn om te voorkomen dat de rolstoel omkiept (om het
even in welke richting).
• Tijdens het rijden op stijgingen of dalingen mag in geen geval het door de rolstoelfabrikant aangegeven maximaal toelaatbare
stijgingspercentage overschreden worden.
• Let er vooral bij sterk dalende trajecten op dat u de draaischakelaar [17] voor het instellen van de snelheid op een tempo instelt dat
niet sneller is dan de loopsnelheid van de bediener.
• Stijgingen of dalingen mogen uitsluitend in een noodgeval met losgekoppeld aandrijfwiel [7] bereden worden.
• Rij nooit met de maximum snelheid op trappen en afgronden af.
• Als de viamobil uit is, wordt elke aanraking van de rijhendel [19] omgezet in een rijcommando. Let er daarom op dat u de rijhendel
niet per ongeluk aanraakt. Schakel de viamobil uit als u moet stoppen of wachten in de buurt van plaatsen die een gevaar kunnen
vormen (bijv. voor verkeerslichten, op stijgende of dalende trajecten of op opritten, rijplanken) en raak de rijhendel [19] niet aan.
• Let op dat kinderen niet aan de rijhendel [19] kunnen komen en de viamobil in beweging kunnen zetten.
• Bevestig geen voorwerpen (draagtassen enz.) direct aan of in de buurt van het bedieningsapparaat! Als deze voorwerpen de rijhendel
[19] aanraken kan dit ongewilde rijbewegingen tot gevolg hebben.
• Bevestig geen voorwerpen (draagtassen enz.) aan de extra duwgrepen, omdat deze evt. de rijhendel [19] van het bedieningsapparaat
kunnen aanraken en daardoor ongewilde rijbewegingen kunnen veroorzaken.
• Als u op de stoep rijdt, houd dan voldoende afstand (indien mogelijk ten minste een rolstoelbreedte) tot de stoeprand.
• Rij vooruit of achteruit over de stoeprand heen; de viamobil hoeft niet uitgeschakeld te worden. Hierbij moet de rolstoel aan zijn
eigen grepen (niet aan de greep van het bedieningsapparaat of aan de extra greep) omhoog geheven worden. Houd de door de fabri-
kant opgegeven maximale hindernishoogte in acht als u over stoepranden rijdt.
• Vermijd ritten op losse ondergrond (bijv. op los grind, zand, modder, sneeuw, ijs of door diepe waterplassen).
• Laat de viamobil nooit, noch ingeschakeld noch uitgeschakeld, zonder toezicht staan. Als dit toch eens moet gebeuren, kan de weg-
rijblokkering geactiveerd worden (zie hoofdstuk 3.4).
• Het is mogelijk dat uw aandrijving tijdens langere ritten warm wordt. Probeer daarom te voorkomen dat u de aandrijving onmiddellijk
na de rit aanraakt (bijv. als de viamobil in de auto moet worden geladen).
• Let op als de viamobil op plaatsen met direct zonlicht wordt opgeslagen. Afhankelijk van de intensiteit van het zonlicht kunnen
delen van de viamobil in verschillende mate warm worden.
• Elektromagnetische velden, die bijvoorbeeld worden veroorzaakt door mobiele telefoons, kunnen de prestatie van de viamobil ver-
minderen. De hulpaandrijving moet daarom uitgeschakeld worden, als in de directe nabijheid van de rolstoel mobiele telefoons wor-
den gebruikt.
• Omgekeerd kan de viamobil een storend effect hebben op andere installaties, bijv. op diefstalpoorten in warenhuizen.
34
• Let tijdens een rit op voldoende afstand tussen uw voeten en het aandrijfwiel [7] van de viamobil om elk contact van uw schoenen
met het aandrijfwiel te voorkomen. Bij open schoenen of geen schoenen bestaat er gevaar om gegrepen te worden door het met rub-
ber beklede aandrijfwiel; dit kan uiteindelijk leiden tot letsel door klemmen.
Let na een rit met de viamobil op het volgende:
• Voordat een persoon de rolstoel verlaat, moeten de remmen van de rolstoel aangetrokken en de viamobil uitgeschakeld worden, om
te voorkomen dat de rolstoel per ongeluk wegrolt.
• Schakel de viamobil onmiddellijk uit als u de rolstoel niet gebruikt. Zo voorkomt u dat ongewenste rijcommando's worden gegeven als
u de rijhendel [19] aanraakt en dat de accu zich daardoor ontlaadt. Trek de handremmen van de rolstoel aan.
• Zet de rolstoel en de viamobil uitsluitend op een droge en veilige plaats neer. Er mag in geen geval vocht in de viamobil, in het
accupack en in het bedieningsapparaat terechtkomen.
• Laad het accupack van uw viamobil indien mogelijk onmiddellijk na elke rit weer op.

10.2 Hindernissen

Hindernissen, zoals bijv. stoepranden kunnen vooruit of achteruit rijdend genomen worden. De viamobil hoeft hiervoor niet uitgescha-
keld te worden. De rolstoel moet aan zijn eigen grepen (niet aan de greep van het bedieningsapparaat of aan de extra greep) omhoog
geheven worden. Houd de door de fabrikant opgegeven maximale hindernishoogte in acht als u over stoepranden rijdt.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Gerelateerde Producten voor Alber viamobil V25

Inhoudsopgave