1.
Draai het stuurwiel zodanig dat de achterwielen
recht naar voren wijzen.
2.
Meet ter hoogte van de as de afstand tussen
de voorkant van de achterwielen en tussen de
achterkant van de achterwielen.
Opmerking:
De wielen zijn uitgelijnd als het
verschil tussen de beide metingen niet meer
dan 5 mm bedraagt.
Figuur 61
1. Voorste meting
3.
Is het verschil tussen de voorste en achterste
meting groter dan 5 mm, dan moet u de wielen
uitlijnen (zie
Toespoor achterwielen afstellen
(bladz.
50)).
Toespoor achterwielen
afstellen
1.
Aan de voorkant van het achterwiel moet u
de 2 contramoeren losdraaien waarmee de
spoorstang bevestigd is aan de uiteinden van
de stang
(Figuur
2. Achterste meting
62).
1. Spoorstang
2. Contramoer
2.
Lijn de wielen uit door aan de spoorstang te
draaien
(Figuur
Opmerking:
inkepingen voor een steeksleutel.
3.
Meet ter hoogte van de as de afstand tussen
de voorkant van de achterwielen en tussen de
achterkant van de achterwielen.
Opmerking:
verschil tussen de beide metingen niet meer
dan 5 mm bedraagt.
g348713
1. Voorste meting
4.
Herhaal stap
5.
Draai de 2 contramoeren vast om de spoorstang
en de uiteinden van de stang te borgen
62).
50
Figuur 62
3. Uiteinde van stang
62).
Draai de spoorstang aan de
De wielen zijn uitgelijnd als het
Figuur 63
2. Achterste meting
2
en
3
tot de wielen uitgelijnd zijn.
g348714
g348713
(Figuur