Opmerking:
De aandrijvingen van de
maai-eenheden worden onmiddellijk uitgeschakeld
en de maai-eenheden worden tot ongeveer 150 mm
boven de grond omhooggebracht.
De automatische hefbeperking werkt als de
maai-eenheden neergelaten en in werking zijn.
Aandrijving maai-eenheid
De aandrijving van de maai-eenheid wordt alleen
ingeschakeld wanneer u in de bestuurdersstoel zit;
zie
De dodemansschakelaar van de stoel controleren
(bladz.
21).
Figuur 28
1. Vooruit
2. Uit
De aandrijving van de
maai-eenheden inschakelen
voor vooruit draaien
Druk op de bovenkant van de schakelaar van de
maaiaandrijving voor de stand vooruit draaien
28).
De aandrijving van de
maai-eenheden inschakelen
voor achteruit draaien
Druk op de onderkant van de schakelaar van de
maaiaandrijving voor de stand achteruit draaien
(Figuur
28).
Alle aandrijvingen van de
maai-eenheden uitschakelen
Druk de schakelaar van de maaiaandrijving naar de
middelste stand
(Figuur
3. Achteruit
(Figuur
28).
De maai-eenheden omlaagbrengen
Druk de schakelaar van de maaiaandrijving naar
de stand Vooruit draaien. Druk de hefschakelaar(s)
naar de stand O
worden in werking gesteld wanneer deze zich op
ongeveer 150 mm boven de grond bevinden.
Gewichtsoverbren-
ging/tractieondersteuning
afstellen
De machine is voorzien van een regelbaar
hydraulisch systeem voor gewichtsoverbrenging om
de grip van de wielen op het gras te verbeteren –
tractieondersteuning.
Hydraulische druk van de hefinrichting van de
maai-eenheden zorgt voor een opwaartse kracht
die het gewicht van de maai-eenheden op de
grond vermindert en het gewicht neerwaarts
overbrengt op de wielen van de machine. Dit wordt
gewichtsoverbrenging genoemd.
Opmerking:
verbrening af zodat deze afgestemd is op de
gebruiksomstandigheden.
1.
De motorkap openen.
g292363
28
. De maai-eenheden
MLAAGBRENGEN
Stel de hoeveelheid gewichtso-