Algemeen overzicht van de machine
1. Stuurwiel
2. Remmen
3. Maaidek
Bedieningsorganen
Tractiepedaal
Het tractiepedaal (Figuur 5) regelt de beweging vooruit
en achteruit. Om vooruit te rijden moet u de bovenkant
van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de
onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van
hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale
rijsnelheid zonder belasting trapt u het pedaal volledig in
terwijl de gashendel op SNEL staat.
Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en
weer terugkeren in de middelste stand.
Rijsnelheidsregelaar, vooruit
Door de rijsnelheidregelaar van de Vooruit (Figuur 5)
in te stellen, kunt u de afstand begrenzen die het
tractiepedaal kan worden ingetrapt om voorwaarts bij
een constante snelheid te blijven maaien.
Figuur 4
4. Tractiepedaal
5. Koker voor de Gebruikershandleiding
6. Kap/motorcompartiment
Contactschakelaar
De contactschakelaar (Figuur 5) heeft drie standen: Uit,
Aan/Voorgloeien en Start.
Oliedruklampje
Dit lampje (Figuur 5) indien de motoroliedruk gevaarlijk
laag is.
17
7. Rolbeugel