Opstarten - initiële instellingen en functies
1.18 t_DHWHP_MAX (standaard: 90 - instelbaar: 10/600)
in aanwezigheid van een verwarmings-/koelverzoek, bepaalt deze para-
meters de maximale werkingsminuten in warmwaterbedrijf voordat
wordt overgeschakeld naar verwarmings-/koelbedrijf. De parameter is
uiteraard alleen van toepassing als SWW prioriteit heeft.
Tijdens werking in warmwaterbedrijf schakelt de warmtepomp over naar
verwarmings-/koelbedrijf zodra de warmwaterinstelwaarde is bereikt of
nadat het aantal minuten in t_DHWHP_MAX is verstreken.
1.19 DHWPOMP LOOPTIJD (standaard: JA - instelbaar: NEE/JA)
Maakt uurprogrammering van de SWW-circulatiepomp mogelijk. Het
pompschema kan door de gebruiker worden ingesteld.
De recirculatiepomp heeft een speciale voeding nodig.
1.20 LOOPTIJD POMP (standaard: 5 - instelbaar: 5/120)
Bepaalt het aantal werkingsminuten van de circulatiepomp wanneer
deze wordt gestart.
1. WARMWATERINSTELLING
1.21 DHW POMP DI RUN
1.22 SWW-FUNCTIE
1.23 t_ANTILOCK
AANPASSEN
Afb. 120 1. WARMWATERINSTELLING: - menu pagina 5/5
1.21 DHW POMP DI RUN (standaard: JA - instelbaar: NEE/JA)
Ondersteunt activering van de recirculatiepomp, zelfs tijdens de anti-le-
gionellacyclus. Activering van de functie wordt aanbevolen. Het is ver-
plicht als T5 zich onder de extra verwarming (TBH) bevindt.
1.22 SWW-FUNCTIE (standaard: NEE - instelbaar: JA/NEE)
Gereserveerde parameter, niet wijzigen.
1.23 t_ANTILOCK (standaard: 5 - instelbaar: 0/60)
Ondersteunt een veilige openingscyclus van alle systeemventielen (SV1,
SV2, SV3), waarbij hun openingsminuten worden gedefinieerd als ze
langer dan 24 uur gesloten blijven.
9.2.2
Instellingen van koelbedrijf
▶ MENU > VOOR ONDERHOUDSMONTEUR > 2. KOELMODUS IN-
STELLING
2.1 KOELMODUS (standaard: JA - instelbaar: JA/NEE)
Schakelt het koelbedrijf in/uit.
2.2 t_T4_FRESH_C (standaard: 0,5 - instelbaar: 0,5/6)
Stelt de tijd in waarop de unit de klimaatcurve bijwerkt en aanpast aan de
buitenluchttemperatuur.
2.3 T4CMAX (standaard: 52 - instelbaar: 35/52)
Bepaalt de maximale buitenluchttemperatuur waarbij de unit in het koel-
bedrijf kan werken. Deze waarde moet duidelijk worden gewijzigd als de
unit wordt gebruikt voor proceskoeling.
82
2.4 T4CMIN (standaard: 10 - instelbaar: -5/25)
Bepaalt de minimale buitenluchttemperatuur waarbij de unit in het koel-
bedrijf kan werken. Deze waarde moet duidelijk worden gewijzigd als de
unit wordt gebruikt voor proceskoeling.
2.5 dT1SC (standaard: 5 - instelbaar: 2/10)
Bepaalt het bereik tussen de watertoevoertemperatuur (T1) en het in-
stelpunt (T1S) waarin de unit begint te werken in het koelbedrijf. De
warmtepomp start wanneer T1 ≥ T1S + dT1SC en stopt wanneer T1
≤ T1S.
1
T1S + dT 1 SC
T1S
Afb. 121 Koelbedrijf - wateraanvoertemperatuur (T1)
5/5
[1]
T
water
NEE
[2]
Tijd
NEE
[3]
Stand-by
[4]
Aan
5 MIN
Deze waarde is sterk afhankelijk van de minimaal toelaatbare waterin-
houd van het circuit. Bij een hoog watervolume kan een smallere regel-
band worden geaccepteerd.
2.6 dTSC (standaard: 2 - instelbaar: 1/10)
Bepaalt het bereik tussen de kamerluchttemperatuur (Ta) en het instel-
punt (TS) waarbinnen de unit begint te werken in het koelbedrijf. De
0010052168-002
warmtepomp start wanneer Ta ≥ TS + dTSC en stopt wanneer Ta ≤ TS.
1
T1S + dT S C
TS
Afb. 122 Koelbedrijf - luchttemperatuur (Ta)
[1]
T
kamer
[2]
Tijd
[3]
Stand-by
[4]
Aan
De parameter wordt alleen gebruikt als het koelbedrijfregeling van de
unit op kamertemperatuur staat.
T1
4
3
Ta
4
3
Compress 2000 AWF – 6721859589 (2023/11)
2
3
0010053147- 001
2
3
0010053150- 001