7.4.3
Bescherming van waterschakelaar tegen vorst
Bij het leegpompen van het systeem (met de hand of met een automa-
tisch vorstbeveiligingsventiel) kan er wat water in de waterschakelaar
achterblijven dat door activering van de ventielen niet wordt afgevoerd:
bij voldoende lage buitenluchttemperaturen kan het bevriezen.
Wanneer de waterschakelaar is bevroren:
▶ Draai de waterschakelaar linksom en verwijder deze.
▶ Droog deze voorzichtig.
▶ Plaats deze terug in de originele positie.
Afb. 54 Afmetingen CS2000AWF 4 R-S~CS2000AWF 16 R-T/
CS2000AWF 30 R-T
[1]
Droog houden
Het is raadzaam om deze handeling elke keer uit te voeren als het sys-
teem wordt geleegd en aan het begin van het winterseizoen als de unit
wordt gebruikt als proceskoeler (werking in koelbedrijf, zelfs in de win-
ter).
7.4.4
Bescherming van de warmwaterboiler
Als de boiler vol is, kan het zijn dat de woning niet direct bewoond wordt
of dat de unit voor langere tijd stilstaat.
▶ Maak de tank leeg om stagnerend water of, bij voldoende lage tempe-
raturen, bevriezing te voorkomen.
▶ Voorzie de boilerverwarmingen niet van stroom als de boiler niet vol
is.
▶ Raadpleeg de specifieke instructies voor de boiler voor alle andere
details bij het gebruik van de accessoires van de fabrikant.
Compress 2000 AWF – 6721859589 (2023/11)
7.5
Alle buizen van het watercircuit moeten worden geïsoleerd ter preventie
van condensvorming tijdens koelbedrijf, vermindering van de transport-
capaciteit en bevriezing van de buitenbuizen in de winter.
Het isolatiemateriaal dient te worden gekozen volgens de eisen in onder-
staande tabel en minimaal brandwerend klasse B1 te zijn en te voldoen
aan de huidige regelgeving.
Tabel 21 Buisisolatie
Om te voorkomen dat buitenbuizen bevriezen, moet de isolatiedikte >
13 mm zijn en een warmtegeleidingsvermogen hebben van λ=0,039 W/
mK. Als de buitentemperatuur waarschijnlijk > 30 °C zal zijn en relatieve
vochtigheid > 80% zal zijn, moet een dikte van > 20 mm worden gebruikt
om condensvorming op het buitenoppervlak van de isolatie te voorko-
men.
1
0010053101-001
7.6
▶ Controleer of het systeem de minimale waterinhoud bevat.
Het totale watervolume, met uitzondering van dat in de unit, moet boven
de waarden in de tabel liggen:
Afmeting
CS2000AWF 4 R-S tot CS2000AWF 6 R-S
CS2000AWF 8 R-S tot CS2000AWF 16 R-S/
CS2000AWF 16 R-T
CS2000AWF 18 R-T tot CS2000AWF 18 -30
R-T
Tabel 22 Totale watervolume
In de meeste toepassingen zal dit volume water voldoende zijn; in pro-
cestoepassingen of in omgevingen met een hoge thermische belasting
kan echter extra water nodig zijn.
Als het systeem zones heeft met op afstand bestuurde ventielen, moet
het minimale watervolume worden gegarandeerd, zelfs als alle ventielen
gesloten zijn.
7.6.1
De units zijn uitgerust met een expansievat van 8 liter (met een beschik-
baar volume van 4,8 liter) met een voordruk van 1 bar, aangepast aan de
totale waterinhoud van de meest gangbare systemen.
Bij systemen met een hoge waterinhoud is het mogelijk dat het volume
van het expansievat niet voldoende is en moet de voordruk worden aan-
gepast of moet een extra expansievat worden aangebracht.
Buisisolatie
Buislengte [m]
Minimale isolatiedikte [mm]
< 20
20 ~ 30
50 ~ 40
40 ~ 50
Regeling watervolume, systeemdruk en expansievat
Regeling systeemdruk en expansievat
Wateraansluitingen
19
32
40
50
MIN watervolume [ i ]
30
70
100
51