•
In geval van een schoorsteenschacht, identificeer eerst de afvoer van het rookkanaal. Controleer of
de gebruikte schachtbuizen beschadigd of geblokkeerd zijn. Het ensemble van de schoorsteenpijp
moet zich minstens 0,5 meter boven de schacht bevinden. Het laatste onderdeel voordat u de
schacht betreedt, moet worden gefixeerd. Als een knik het laatste onderdeel is, fixeer dan ook het
onderdeel vóór de bocht.
Alle haakjes moeten bij M & G zijn verkregen
6.5.5.3 Afdichtingen en verbindingen
•
Voorkom beschadiging van afdichtingen door buizen recht te verkorten en door ontbramen na het
verkorten.
•
Conjuncties / verbindingen mogen niet worden geschroefd op de schoorsteenweg.
•
In de luchtinlaat mogen alleen bevestigingen / verbindingen van aluminium of roestvrij staal worden
geschroefd. Het is niet toegestaan om PP-conjuncties / verbindingen te schroeven.
•
Gebruik geen lijm of schuim zoals silicium of PUR.
•
Om de degelijkheid te garanderen, moeten alle componenten verzegelingen hebben.
•
Gebruik voor een soepele combinatie alleen een zeepoplossing (1% in water). Gebruik geen olie, vet
of (zuurvrije) vaseline.
Belangrijke mededeling
Als de instructies zoals hierboven beschreven niet worden opgevolgd en of de materialen voor
luchtinlaat en rookgasafvoer zoals hierboven vermeld niet worden gebruikt, kan Mark niet aansprakelijk
worden gesteld voor eventuele gevolgen.
6.6 Elektrische aansluiting
1. De elektrische installatie moet in overeenstemming zijn met nationale en lokale voorschriften en
voorschriften.
2. Standaard is de ketel geconfigureerd voor 400 VAC + 3N / 50Hz
3. De klemmenstrook is toegankelijk door het openen van de zijklep (losschroeven met schroeven-
draaier) waarachter de besturing is gemonteerd.
4. Een ontkoppelingsmiddel moet worden opgenomen in de vaste bedrading in overeenstemming met
de bedradingsregels. Gebruik de kabelgeleider die wordt aangegeven met een sticker van 400 VAC +
3N / 50 Hz op het achterpaneel van de ketel. Aangezien het een stationair apparaat is zonder mid-
delen voor het loskoppelen van de voeding, moet een contactscheiding in alle polen worden aange-
bracht die volledige ontkoppeling onder spanningcategorie III biedt. De minimale doorsnede van de
voedingsdraad is 5 x 2,5 mm2 en moet worden aangesloten op de stroomonderbreker 400 V 4-polig
10 A (zie onderstaande afbeelding). De voedingsdraad moet worden beveiligd met een trekontlasting.
5. Het is niet toegestaan om de interne bedrading te wijzigen zoals deze door de fabrikant is gemon-
teerd.
6. De vrijgave aangesloten op nummers 1 en 2 van de strip C2 moet spanningsvrij zijn (zie ook waar-
schuwing onder 4.2.1). Om in te stellen, selecteert u in het menu van de technicus, geavanceerde
instellingen, CH-aanvraag naar Kamertest. De 0-10 V DC (Power of Setpoint-modus) moet worden
aangesloten op de nummers 3 (= negative-) en 4 (= plus +) en er moet een korte draadlus tussen de
nummers 1 en 2 van strip C2 worden geplaatst. Om in te stellen, vanuit het menu van de technicus,
geavanceerde CH-instellingen, CH-verzoek selecteert u 0-10V% (energiemodus) of 0-10 V SP (set-
pointmodus). Digitale communicatie (open Therm OT + versie 3.0) moet worden aangesloten op de
nummers 1 en 2 van de strip C2. Selecteer uit het menu van de technicus, geavanceerde CH-instellin-
gen, CH-aanvraag voor Kamer Tstat. Voor digitale communicatie met EBV zoals RS30 of Theta is een
extra communicatiemodule vereist. Voor de interne OTC (buitentemperatuurregelaar) moet een 12
kohm op 25º C (zie NTC-tabel bij 6.2.2) worden aangesloten op de nummers 5 en 6 van strip C2 en
een korte draadlus tussen de nummers 1 en 2 worden geplaatst van strip C2. Tot slot selecteert u
vanuit het menu van de technicus, geavanceerde CH-instellingen, CH-aanvraag alleen OTC.
42