GEBRUIKERSINSTRUCTIES
Onjuiste installatie, afstelling, wijziging, reparatie of onderhoudswerkzaamheden kunnen leiden tot
materiële schade of letsel. Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door gecertificeerde,
gekwalificeerde professionals. Als het apparaat niet in overeenstemming met de instructies wordt
geplaatst, wordt de garantie ongeldig. Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door kinderen of
personen met een fysieke, sensorische of mentale handicap, of die niet over de vereiste ervaring
of expertise beschikken. Kinderen moeten onder toezicht staan om ervoor te zorgen dat ze niet
met het apparaat spelen.
Heeft u vragen over het gebruik van uw cv-ketel of verwarmingssysteem, stel deze dan aan
uw installateur. Het is in uw eigen belang en dat van de installateur dat u weet hoe u uw
ketel en verwarmingssysteem veilig en efficiënt kunt bedienen.
Werking
Water, afkomstig van de radiatoren of van de DHW-unit, wordt verwarmd in de aluminium
warmtewisselaar. De CV- of DHW-pomp garandeert de circulatie van water. De lucht die nodig is
voor verbranding wordt aangezogen door een ventilator met rpm-regeling. Bij lage kooktemperaturen
kunnen de rookgassen voldoende worden afgekoeld voor condensatie van het water. Dit water wordt
afgevoerd naar het riool via een ingebouwde sifon. Deze afvoer mag nooit worden geblokkeerd. Een
branderbesturing met ingebouwde microprocessor zorgt voor de elektrische regeling van de ketel.
Bijvullen
De ingebouwde manometer geeft aan of de waterdruk voldoende is. Zodra de waterdruk onder de
1 bar daalt, is bijvullen noodzakelijk. Als bijvullen regelmatig voorkomt, moet uw installatie worden
gecontroleerd door een installateur.
Verbreek de verbinding met het hoofdnetwerk. Sluit de vulslang aan op de koudwaterkraan en op
de vul- en aftapkraan van de ketel. Voordat u de koppeling in de installatie vastdraait, moet u de slang
langzaam vullen met water, zodat de aanwezige lucht kan ontsnappen. Open nu de vul- en aftapkraan en
vul de installatie langzaam tot een druk tussen 1,5 en 2,0 bar is bereikt. Wanneer u klaar bent, verbindt u
opnieuw met de main.
Ontluchting
Om eventuele lucht in het verwarmingssysteem en de ketel te verwijderen, is ontluchting noodzakelijk.
Verbreek de verbinding met de main. Open alle radiatorkranen. Ontlucht de lucht van alle radiatoren, te
beginnen met die op het laagste punt van het systeem. Controleer na het bloeden de waterdruk en vul
indien nodig bij (als de waterdruk onder 1 bar is gezakt). Maak opnieuw verbinding met de main.
De ketel starten
Vraag uw installateur hoe de ketel moet worden gestart. Afhankelijk van hoe uw verwarmingssysteem
wordt bestuurd, kan dit via een externe tijdklok, thermostaat, schakelaar of anderszins. Zodra de ketel
spanningsvrije vrijgavecontacten zijn gesloten, begint de ketel met de startvolgorde.
Ketelaanvoertemperatuur
De branderbesturing regelt de flowtemperatuur tussen 20°C en 85 °C. De temperatuurinstelling kan
worden gewijzigd via het bedieningspaneel. De installatiehandleiding bevat de instructies voor het
instellen van de aanvoertemperatuur.
Warmwatertemperatuur (indien van toepassing)
Af fabriek is de tapwatertemperatuur op een waarde van 60 ° C ingesteld. Deze ingestelde waarde kan
2
Waarschuwing