4.2.5 Trage start
De ketel maakt gebruik van de "slow start" -procedure om te voorkomen dat de ketel teveel vermogen
levert in situaties met lage belasting.
Na "nulcontrole" worden APS en APS met voorontsteking gestart. Na een stabilisatieperiode moduleert
de ketel tot een lage capaciteit en behoudt deze capaciteit gedurende 1 minuut. Vervolgens neemt het
vermogen van de ketel toe met een streefwaarde van 4 ° C / min tot het maximale vermogen of de
ingestelde temperatuur is bereikt. Zodra de warmtevraag is voltooid, wordt de brander uitgeschakeld na
een ingestelde na-spoelfase. De onderstaande grafiek illustreert dit:
NL
4.2.6 Beveiliging tegen onvoldoende doorstroming door de ketel
Wanneer aan de vereisten van 6.3.2 is voldaan, zal de ketel zichzelf beschermen tegen onvoldoende
doorstroming. Dit wordt gedaan door het verschil in temperatuur tussen aanvoer en retour te
controleren (zogeheten ΔT).
In een scenario met een laag debiet zal de ΔT snel stijgen. Het ΔT-bewakingsprincipe is als volgt;
Bij ΔT> 22 begint de ketel te moduleren
Bij ΔT tussen 22 en 27 gaat de ketel door met moduleren
Bij ΔT> 27 ketel zal de ventilatorsnelheid verminderen tot ΔT <25
13