6.5.5 DOP
Alle voorgeschreven artikelen (rookkanaal en lucht) moeten worden geïnstalleerd in overeenstemming
met de volgende DOP's:
Voor aluminium:
0,1 (Dn 60-250) (star, enkel) (rookkanaal) T200 P1 W V1 L10 / 11/13 150030
De nieuwste versies van deze DOP's zijn te vinden op de M & G-site: https://www.mg-flues.com
certificeringen voor het downloadcentrum
Volg de instructies zoals gegeven in 0660491 Appendix C: Handleiding rookgasafvoer en luchtinlaat.
6.5.6 Rookgasafvoer en luchtinlaat installeren
6.5.6.1 Algemeen
• Gebruik geen materialen van verschillende fabrikanten voor uitlaat- of luchtinlaat
• Alleen de fabrikanten van uitlaatgas- en luchtinlaatcomponenten zoals vermeld in deze handleiding
mogen worden gebruikt
• Beide systemen (uitlaat en lucht) moeten spanningsloos worden gemonteerd
Condensaat, ijsvrije terminal, trechter en stankafsluiter
De ketels kunnen rookgassen produceren met zeer lage temperaturen, wat leidt tot condensatie in de
rookgaskanalen en de rookgasafvoer. Daarom moet altijd een ijsvrije terminal worden gemonteerd.
Tap het condensaat af met een trechter en een stankafsluiter naar het riool.
Luchtinlaat
Als PP-materiaal wordt gebruikt voor de luchtinlaat, moet een afstand van minimaal 35 mm tussen de
schoorsteenweg en de luchtinlaat worden aangehouden.
De minimale lengte van de insert van de huls, bladvanger of pijp moet 40 mm zijn.
Rookgasmanier
Er moet een horizontale rookgasafvoerbuis worden geïnstalleerd met een val van 3° (50 mm per meter)
naar beneden naar de ketel om condensaat terug in het carter of de condensaatafscheider te laten
stromen.
De minimale lengte van de insert in de sleeve en de minimale lengte van het pipe-end voor aluminium en
roestvrij staal moeten 40 mm zijn.
Als PP wordt gebruikt, let dan op de uitzetting (rek) van de PP als gevolg van de stijging van de
rookgastemperatuur.
Steek de PP-buis in de huls en trek over een lengte van 10 mm (10 mm voor een maximale pijplengte
van 2 mtr) opnieuw.
Na het monteren van de minimale lengte van het inzetstuk in de huls en het uiteinde van de buis moet
40 mm zijn.
Condensafvoer / opvangbak
•
De condensafvoer / opvangbak moet via een buis worden verbonden met een sifon die ten minste
dezelfde hoogte heeft als de waterslot die wordt geleverd met de ketel of met een T-stuk naar de
sifon zoals geleverd bij de ketel.
Let op: De schoorsteenstukken (geluiddempers) die bij de ketel worden geleverd, moeten correct
•
worden gemonteerd zoals in de onderstaande afbeelding wordt getoond. Voor de 850-11 wordt
ook een extra horizontale ALU verlenging van maximaal 500 mm x 250 gebruikt tussen de uitlaat
van de ketel en de eerste bocht van 90 °. Zie tabel met M&G artikelnr. in 6.5.3.
40