Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Het dockingstation (1) wordt in het
maaivlak A geïnstalleerd; dit wordt
volgens het maaischema volautomatisch
bewerkt.
De aanpalende gazons B en C zijn met
verbindingstrajecten (2) met het
maaivlak A verbonden. Op alle gazons
moet de begrenzingsdraad in dezelfde
richting worden gelegd –
begrenzingsdraad in de
verbindingstrajecten niet doorkruisen.
● Activeer aanpalende gazons in het
menu "Meer – Instellingen – Installatie".
( 11.13)

12.11 Doorgangen

Als er meerdere maaivlakken moeten
worden gemaaid (bijvoorbeeld
maaivlakken vóór en achter het huis), kan
er een doorgang als verbinding worden
geïnstalleerd. Zo kunnen alle maaivlakken
automatisch worden bewerkt.
0478 131 9963 F - NL
In doorgangen wordt het gazon
alleen bij het afrijden van de
begrenzingsdraad gemaaid.
Activeer desgewenst automatisch
randmaaien of maai de zone van
de doorgang regelmatig handmatig.
( 11.13)
Als doorgangen worden
geïnstalleerd, moet de verplaatste
rit naar het begin (corridor) worden
uitgeschakeld ( 11.13) of moeten
zoeklussen worden geïnstalleerd.
( 12.12)
De vermelde draadafstanden en de
doorgangensjablonen zijn
afgestemd op de ligging van de
begrenzingsdraad op het gazon.
Als de begrenzingsdraad heel diep
is gelegd, bijvoorbeeld onder
straatstenen, wijken de afmetingen
af. Controleer de werking en pas de
ligging van de draad, indien nodig,
aan.
Voorwaarden:
– Minimale breedte tussen vaste
hindernissen in de doorgang 88 cm,
tussen begaanbare wegen 22 cm.
Bij relatief lange doorgangen is
afhankelijk van de
bodemgesteldheid mogelijk iets
meer ruimte nodig. Installeer
relatief lange doorgangen zo
mogelijk altijd midden tussen
hindernissen.
– Doorgang is vrij begaanbaar.
– In de zone van het tweede maaivlak
wordt minstens 1 startpunt
gedefinieerd. ( 11.14)
Het dockingstation (1) wordt in het
maaivlak A geïnstalleerd. Het
maaivlak B is met een doorgang (2) met
het maaivlak A verbonden. De
begrenzingsdraad (3) kan door de
robotmaaier geheel worden afgereden.
Voor het bewerken van het maaivlak B
moeten startpunten (4) worden
gedefinieerd. ( 11.14)
Afzonderlijke maaibeurten beginnen dan
afhankelijk van de instelling
(startfrequentie) bij de startpunten.
345

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Rmi 422 pRmi 422 pc

Inhoudsopgave