● verboden zones na de eerste installatie
of na veranderingen in de
draadinstallatie met behulp van het
commando "Rand testen" te
controleren. ( 11.13)
Afstand voor het leggen van de
begrenzingsdraad rondom een verboden
zone: 28 cm
De robotmaaier rijdt langs de
begrenzingsdraad (1) om de hindernis (2)
heen zonder deze te raken.
Voor een betrouwbare werking moeten
verboden zones in principe rond en niet
ovaal of hoekig zijn. Ook mogen ze geen
naar binnen gebogen bochten bevatten.
344
Verboden zones moeten een minimale
diameter van 56 cm hebben.
De afstand tot de randlus (X) moet ook
meer dan 44 cm zijn.
Advies:
Verboden zones mogen een
diameter van maximaal 2-3 m
hebben.
Om storingen bij het indocken te
voorkomen, mag in een gebied van ten
minste 2 m rondom het dockingstation (1)
geen verboden zone worden
geïnstalleerd.
Geleid de begrenzingsdraad (1) van de
omranding naar de hindernis, leg deze op
de juiste afstand rondom de hindernis (2)
en bevestig deze met een voldoende
aantal bevestigingspennen (3) aan de
bodem. Leg de begrenzingsdraad daarna
terug naar de omranding.
Tussen hindernis en omranding moet de
begrenzingsdraad parallel naast elkaar
aan een stuk worden gelegd. Hierbij is het
belangrijk dat de legrichting om de
verboden zone wordt aangehouden
( 12.8)
12.10 Aanpalende gazons
Aanpalende gazons zijn gebieden van het
maaivlak die door de robotmaaier niet
volautomatisch kunnen worden bewerkt,
omdat hij daar geen toegang heeft. Zo
kunnen meerdere gescheiden
maaivlakken met een enkele
begrenzingsdraad worden omrand. De
robotmaaier moet met de hand van het
ene naar het andere maaivlak worden
gebracht. De maaibeurt wordt via het
menu "Start" ( 11.5) geactiveerd.
0478 131 9963 F - NL