Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Ingangsconfiguratie
Gebruik dit menu om de functionaliteit van INPUT1 en INPUT2 te configureren.
De standaardinstelling voor iedere ingang is inbegrepen in Bijlage A
"Configuratiepresets" op pagina 99.
Doe het volgende om een ingang te configureren:
1. Stel de display zoals onderstaand weergegeven in en druk vervolgens op
Enter.
2. Selecteer de ingang (bijvoorbeeld, INPUT1) en druk vervolgens op Enter.
3. Selecteer een waarde met behulp van de knoppen voor waardeselectie
(2 en 4).
4. Druk op Enter.
5. Sla uw wijzigingen op.
Onderstaand ziet u de beschikbare instellingen voor deze functie.
Display
Beschrijving
Herstel op afstand.
Ingang activatie (overgang) reset opdrachten.
Vertragingen uit
Ingang activatie (overgang) schakelt vertragingen uit
(equivalent aan nachtmodus).
Ingang deactivatie (overgang) schakelt vertragingen in
(equivalent aan dagmodus).
Verlengde doormelding vertraagd
Ingang actief configureert verlengde doormelding
vertraagd.
Onderdrukking doormelding vertraagd
Ingang actief deactiveert doormeldingvertragingen.
Klassewijziging
Sounders zijn geactiveerd terwijl de ingang actief is
Uitgang foutwaarschuwing open bewaking
Een inactieve ingang wijst erop dat de
foutwaarschuwingsuitgang een open circuit
bekabelingsfout heeft.
62
Werkmode
Alle
Alle
EN 54-2
EN 54-2 Scandinavisch
NEN 2535
EN 54-2
EN 54-2 Scandinavisch
NEN 2535
Alle
NEN 2535
Installatiehandleiding voor de 1X-F-reeks