Besturing - bedieningselementen
Bediening van de apparaatbesturing
4.2
Bediening van de apparaatbesturing
4.2.1
Hoofdweergave
Na het inschakelen van het apparaat of beëindigen van een instelling schakelt de apparaatbesturing om
naar de hoofdweergave. Dit betekent dat eerder geselecteerde instellingen worden overgenomen (door
signaallampjes worden weergegeven) en de instelwaarde van stroomsterkte (A) in het linker lasgege-
vensdisplay wordt weergegeven. In het rechterdisplay wordt de instelwaarde van de lasspanning (V)
weergegeven. De besturing schakelt na 4 sec. weer terug naar de hoofdweergave.
4.2.2
Het lasvermogen instellen
De instelling van het lasvermogen vindt met de draaiknop (Click-Wheel) lasvermogen plaats. Daarnaast
kunt u de parameters in functieverloop of instellingen in verschillende apparaatmenu's aanpassen.
Instelling MIG/MAG
Het lasvermogen (warmte-inbreng in het materiaal) kan via de instelling van de volgende drie parameters
worden veranderd:
•
Draadsnelheid
•
Materiaaldikte
•
Lasstroom A
Deze drie parameters zijn van elkaar afhankelijk en veranderen altijd samen. De doorslaggevende maat
is de draadsnelheid in m/min. Deze draadsnelheid kan in stappen van 0,1 m/min (4.0 ipm) worden inge-
steld. De bijbehorende lasstroom en materiaaldikte worden aan de hand van de draadsnelheid bepaald.
De weergegeven lasstroom en materiaaldikte dienen hierbij als richtwaarden voor de gebruiker en wor-
den op vol amperage en op een materiaaldikte van 0,1 mm afgerond.
Een verandering van de draadsnelheid, met bijvoorbeeld 0,1 m/min, leidt afhankelijk van de geselec-
teerde lasdraaddiameter tot een min of meer grote verandering van de lasstroomweegave of de weer-
gave van de materiaaldikte. De weergave van de lasstroom en de materiaaldikte zijn ook afhankelijk van
de geselecteerde draaddiameter.
Zo zal bijvoorbeeld een verandering van de draadsnelheid van 0,1 m/min en een geselecteerde draaddia-
meter van 0,8 mm tot een kleinere verandering van de stroom en materiaaldikte leiden dan een verand-
ering van de draadsnelheid van 0,1 m/min en een geselecteerde draaddiameter van 1,6 mm.
Afhankelijk van de te lassen draaddiameter is het mogelijk dat kleinere of grotere sprongen in de weer-
gave van de materiaaldikte of de lasstromen optreden of pas na meerdere „Clicks" op de draaiknop ve-
randeringen zichtbaar worden. Zoals hierboven beschreven is de oorzaak hiervoor de verandering van de
draadsnelheid met telkens 0,1 m/min per klik en de daaruit resulterende verandering van de stroom en
materiaaldikte die afhankelijk is van de geselecteerde lasdraaddiameter.
Bovendien moet u er ook rekening mee houden dat de voor het lassen aangegeven richtwaarde van de
lasstroom tijdens het lassen, afhankelijk van de werkelijke stickout (vrije draadeinde waarmee gelast
wordt), van de richtwaarde kan afwijken.
De oorzaak ligt bij de voorwarmte van het vrije draadeinde door de lasstroom. Zo neemt de voorwarmte
in de lasdraad bijvoorbeeld bij een langere stickout toe. Wordt dus de stickout (vrije draadeinde) vergroot,
vermindert door de grotere voorwarmte in de draad de werkelijke lasstroom. Wordt het vrije draadeinde
verkleint, wordt de werkelijke lasstroom hoger. Daardoor is het voor de lasser mogelijk, binnen grenzen,
de warmte-inbreng in het onderdeel door afstandsveranderingen van de lastoorts te beïnvloeden.
Instelling TIG/elektrode lassen:
Het lasvermogen wordt via de parameter „Lasstroom" ingesteld, deze kan in stappen van 1 ampère wor-
den ingesteld.
4.2.3
Uitgebreide lasparameters instellen (expertmenu)
In het expertmenu zijn functies en parameters ingesteld die niet rechtstreeks op de apparaatbesturing
kunnen worden ingesteld of waarvan regelmatige instelling niet noodzakelijk is. Aantal en weergave van
deze parameters zijn afhankelijk van het eerder geselecteerde lasproces of de geselecteerde functie.
Door lang (> 2 s) op het Click-Wheel-lasvermogen te drukken wordt het item geselecteerd. Selecteer de
desbetreffende parameter of het desbetreffende menupunt door het Click-Wheel in te drukken en hieraan
te draaien (navigeren).
4.2.4
Basisinstellingen wijzigen (apparaatconfiguratiemenu)
In het apparaatconfiguratiemenu kunnen de basisfuncties van het lassysteem worden aangepast. Alleen
ervaren gebruikers mogen de instellingen wijzigen > zie hoofdstuk 4.7.
18
099-0M37XM-EW505
11.01.2022