De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes kort op.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor niet draait. Als de motor loopt en het contro-
lelampje storing brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang de motor niet loopt. Wanneer de motor loopt en
het waarschuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stoppen en de
motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het TC-controlelampje branden tot een snelheid van ca. 6 km/h (ca.
4 mph) of meer is bereikt.
Mogelijke toestanden
RACE-ON‑controlelampje brandt/knippert geel/rood – Status- of foutmelding bij het race-on-
systeem/bij de alarminstallatie.
Linker controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme – Richtingaanwij-
zer links is ingeschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw – Groot licht is ingeschakeld.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel – Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel – Status- of foutmelding bij het ABS. Bij geactiveerde
ABS-modus Supermoto wordt SM op het display weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
63