2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
2.6
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbe-
wijs vereist.
16
Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Bestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
–
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
–
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
–
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
–
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
–
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
–
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.