10.1
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
–
Motoroliepeil controleren. (
–
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
(
pag. 239)
–
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
(
pag. 244)
–
Remplaketten van de voorwielrem controleren. (
–
Remplaketten van de achterwielrem controleren. (
–
Controleren of het remsysteem goed werkt.
H02217-01
–
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
(
pag. 286)
–
Kettingvervuiling controleren. (
–
Kettingspanning controleren. (
–
Bandentoestand controleren. (
–
Bandenspanning controleren. (
–
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
–
Werking van de elektrische installatie controleren.
RIJ-INSTRUCTIES 10
pag. 295)
pag. 243)
pag. 248)
pag. 222)
pag. 224)
pag. 258)
pag. 261)
161