Bij het opladen produceert de accu
gassen die tot ontploffing kunnen
komen.
Rook nooit in de buurt van de accu
en zorg ervoor dat er geen vonken of
vlammen vlakbij de accu komen.
4. Als de accu is opgeladen, haalt u de acculader
uit het stopcontact en maakt u deze los van de
accupolen.
5. Verwijder de vuldoppen. Giet langzaam
accuzuur in elke cel totdat het zuurpeil tot aan
de VOL-streep staat Plaats de vuldoppen terug.
Belangrijk: Laat de accu niet te vol
worden. Er zal dan accuzuur naar buiten
stromen over andere delen van het voertuig.
Dit kan ernstige corrosie en beschadiging
veroorzaken.
6. Monteer de accu; zie Accu monteren,
Onderhoud elektrisch systeem, blz. 36.
8
Toespoor van voorwielen
afstellen
Geen onderdelen vereist
Procedure
De voorwielen moeten een toespoor van 3-16 mm
hebben met de volgende parameters:
• De banden moeten een spanning hebben van
83 kPa (12 psi).
• De rijhoogte moet correct zijn voordat
het toespoor wordt afgesteld; zie
Voorwielophanging instellen in Onderhoud,
blz. 30.
• U moet het voertuig een paar keer naar voren
en achteren laten rijden om de A-armen te
ontspannen.
• Meet het toespoor terwijl de wielen recht naar
voren zijn gericht en een persoon met een
gewicht van 79-102 kg heeft plaatsgenomen
op de bestuurdersstoel.
Opmerking: De bestuurder moet naar de
meetplaats rijden en op de stoel blijven zitten
terwijl de rijhoogte wordt gemeten.
Als het voertuig meestal met een middelzware
of zware lading wordt gebruikt, moet u
het toespoor op een hogere waarde in het
aanbevolen bereik afstellen. Als het voertuig
meestal met een lichte lading wordt gebruikt,
moet u het toespoor op een lagere waarde in
het aanbevolen bereik afstellen.
1. Meet ter hoogte van de as de afstand tussen de
voorwielen aan de voorkant en de achterkant
van de wielen (Figuur 11). De afstand aan de
achterkant van de voorwielen ter hoogte van de
as moet worden gemeten met behulp van een
spanklem of een uitlijnmaat. Gebruik dezelfde
spanklem of uitlijnmaat om de afstand aan de
voorkant van de voorwielen ter hoogte van de
as te meten (Figuur 11).
Figuur 11
1. Hart-op-hart-afstand –
achterkant wielen
2. Hart-op-hart-afstand –
voorkant wielen
3. Middellijn van as
2. Als de afstand buiten het gespecificeerde bereik
valt (zie de maten en parameters bij het begin
van deze procedure), moet u de contramoeren
aan beide uiteinden van de spoorstangen
losdraaien (Figuur 12).
17
4. Spanklem
5. Afstand middellijn van as
6. 15 cm liniaal