Opmerking: Als de motor koud is, moet
u het gaspedaal intrappen en ongeveer half
ingetrapt houden en de chokeknop uittrekken
en op AAN zetten. Zet de chokeknop op UIT
als de motor warm is.
Belangrijk: Probeer de motor niet te
starten door het voertuig aan te duwen of
te slepen.
Het voertuig tot stilstand
brengen
Om het voertuig tot stilstand te brengen, haalt u
uw voet van het gaspedaal en trapt u het rempedaal
langzaam in.
Opmerking: De lengte van de remweg kan
variëren, afhankelijk van de lading en de snelheid
van het voertuig.
Het voertuig parkeren
1. Stel de parkeerrem in werking en draai het
contactsleuteltje op UIT.
2. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te
voorkomen dat de motor per ongeluk start.
De laadbak gebruiken
Laadbak ophalen
Als de laadbak tijdens het rijden omhoog
staat, bestaat de kans dat de voertuig
gemakkelijker omslaat of gaat rollen. De
laadbak kan beschadigd raken als deze
tijdens het gebruik van het voertuig omhoog
staat.
• Gebruik het voertuig uitsluitend als de
laadbak is neergelaten.
• Nadat de lading is gestort, moet u de
laadbak neerlaten.
1. Zet de hendels aan beide zijden van de laadbak
omhoog en haal deze op (Figuur 23).
Figuur 23
1. Hendel
2. Zet de steunstang in de borgsleuf om de
laadbak vast te zetten (Figuur 24).
Figuur 24
1. Steunstang
Laadbak neerlaten
De laadbak kan zwaar zijn. Handen of
andere lichaamsdelen kunnen bekneld
raken.
Houd handen en andere lichaamsdelen uit
de buurt van de bak als u deze neerlaat.
Trek de steunstang uit de borgsleuf en laat de bak
neer totdat deze vastklikt in de vergrendelingen.
Vergrendelingen van de laadbak
instellen
Als de laadbak niet stevig is vergrendeld en
tijdens het rijden op en neer beweegt, kunt
u de vergrendelstangen instellen zodat de
vergrendelingen goed vastzitten.
1. Draai de moer op het uiteinde van de
vergrendelstang los (Figuur 25).
26