• Draag altijd stevige schoenen. Draag geen
sandalen, tennisschoenen of gymschoenen
als u het voertuig gebruikt. Draag geen
losse kleding of sieraden die kunnen worden
gegrepen door bewegende onderdelen en
lichamelijk letsel kunnen veroorzaken.
• Het verdient aanbeveling veiligheidsschoenen
en een lange broek te dragen. Dit
is verplicht op grond van diverse
plaatselijke veiligheidsvoorschriften en
verzekeringsbepalingen.
• Rij niet als het donker is, vooral niet op
onbekend terrein. Als u toch in het donker
moet rijden, rij dan voorzichtig en steek
de koplampen aan. Overweeg ook extra
verlichting te gebruiken.
• Wees uiterst voorzichtig als u om mensen
heen moet rijden. Let altijd goed op waar
omstanders zich kunnen bevinden.
• Alvorens het voertuig in gebruik te nemen,
moet u altijd de delen van het voertuig
controleren die speciaal worden genoemd in
het hoofdstuk "Vóór het gebruik" van deze
handleiding. Als er iets niet in orde is, mag
u het voertuig niet gebruiken. Zorg ervoor
dat het probleem is verholpen voordat u het
voertuig of het werktuig gaat gebruiken.
• Benzine is uiterst ontvlambaar. Wees daarom
voorzichtig als u ermee omgaat.
– Gebruik een goedgekeurde
benzinecontainer.
– Als de motor draait of heet is, mag u de
dop niet van de brandstoftank verwijderen.
– Rook nooit als u omgaat met benzine.
– Vul de brandstoftank tot ongeveer 2,5 cm
vanaf de bovenkant van de tank (de
onderkant van de vulbuis). Doe dit in de
open lucht. Niet te vol vullen.
– Neem eventueel gemorste benzine op.
Gebruiksaanwijzing
De uitlaatgassen van de motor bevatten
koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.
Laat de motor niet binnenshuis of in een
afgesloten ruimte lopen.
• De bestuurder en de passagier moeten op de
stoel blijven zitten als het voertuig in beweging
is. De bestuurder moet indien mogelijk het
stuurwiel met beide handen vasthouden en de
passagier moet de aangebrachte handgrepen
gebruiken. Houd uw armen en benen te allen
tijde binnen het voertuig.
• Rij langzamer en maak niet al te scherpe
bochten als u een passagier meevoert. Denk
eraan dat uw passagier niet altijd weet wanneer
u gaat remmen of een bocht gaat maken, en
wellicht daarop niet is voorbereid.
• Kijk altijd goed uit en vermijd laag
overhangende objecten, zoals boomtakken,
deurposten en voetgangersbruggen. Let erop
dat u voldoende ruimte boven uw hoofd heeft,
zodat het voertuig zonder problemen kan
passeren en uw hoofd niets raakt.
• Als het voertuig niet veilig wordt gebruikt,
kan dit leiden tot een ongeluk, omkiepen van
het voertuig en ernstig lichamelijk of dodelijk
letsel. Rij voorzichtig. U kunt op de volgende
manieren voorkomen dat het voertuig omkiept
of dat u de controle over het voertuig verliest:
– Ga zeer voorzichtig te werk, verminder
uw snelheid en blijf op een veilige afstand
van zandkuilen, greppels, sloten, hellingen
en onbekend terrein of terrein waarvan
de bodemomstandigheden of het reliëf
veranderingen vertonen.
– Let op kuilen of andere verborgen gevaren.
– Wees extra voorzichtig als u het voertuig
gebruikt op een nat oppervlak, in
ongunstige weersomstandigheden en bij
hogere snelheden of als het voertuig
volledig belast is. De stoptijd en de remweg
zullen groter zijn als het voertuig zwaar
belast is.
– Vermijd plotseling stoppen en starten. Zet
het voertuig niet van de achteruitstand in
de vooruitstand of van de vooruitstand
in de achteruitstand voordat het voertuig
volledig tot stilstand is gekomen.
– Verminder uw snelheid voordat u een
bocht maakt. Maak geen scherpe bochten
en vermijd abrupte manoeuvres of andere
riskante handelingen tijdens het rijden,
waardoor u de controle over het voertuig
kunt verliezen.
5