en de motor af te zetten. Na de afstelling
herhaalt u
stappen4
11.
Herhaal deze procedure bij alle maaidekken die
u wilt wetten.
12.
Als u klaar bent, zet de wethendels dan op
V
(F), plaats de kap, en spoel de
OORUIT
wetpasta van de maaidekken. Stel indien
nodig het contact tussen de messenkooi en het
ondermes af. Zet de toerentalregeling van de
messenkooien in de gewenste maaistand.
Belangrijk:
Als de wethendel na het wetten
niet op V
OORUIT
maaidekken niet omhoog gaan of goed
functioneren.
Toerental van de
messenkooien instellen
Om een constante, hoge maaikwaliteit te verkrijgen
en een uniform aanzicht na het maaien, moet u de
snelheid van de messenkooi (op het verdeelblok,
onder de afdekking links van de stoel) juist instellen.
U stelt de toerentalregeling van de messenkooien als
volgt in:
1.
Selecteer de maaihoogte waarop de
maai-eenheden zijn ingesteld.
2.
Kies de rijsnelheid die het meest geschikt is voor
de maaiomstandigheden.
3.
Gebruik de volgende tabel om de gewenste
messenkooisnelheid te bepalen voor uw
maai-eenheden met 5, 8, 11 of 14 messen; zie
Tabel met messenkooitoerental (bladz.
4.
Stel het toerental van de messenkooi in door
de knop te draaien
de wijzer het nummer aanwijzen dat u bepaald
hebt in stap 3.
Opmerking:
U kunt het toerental van de
messenkooien verhogen of verlagen om te
compenseren voor de veranderingen in de
gazonomstandigheden.
tot en met 8.
(F) wordt gezet zullen de
(Figuur
53) tot de pijlen van
51).
50