Gebruiksaanwijzing
Opmerking:
Bepaal vanuit de normale
bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de
machine.
Voor gebruik
Veiligheidsinstructies
voorafgaand aan het werk
Algemene veiligheid
•
Laat kinderen of personen die geen instructie
hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of
onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten.
Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen
stellen aan de leeftijd van degene die met de
machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk
voor de instructie van alle bestuurders en technici.
•
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de
bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en
weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
•
Schakel de parkeerrem in, schakel de machine
uit, verwijder het contactsleuteltje, en wacht totdat
alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn
gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt,
reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan
verricht.
•
Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine snel
kunt stoppen.
•
Controleer de aanwezigheid en goede werking van
de dodemansinrichtingen, veiligheidsschakelaars
en beveiligingsmiddelen. Gebruik de machine
uitsluitend als deze naar behoren werkt.
•
Controleer voordat u begint te maaien altijd de
machine om zeker te zijn dat de maai-eenheden
in goede staat zijn.
•
Inspecteer het terrein waarop u de machine
gaat gebruiken en verwijder voorwerpen die de
machine kan uitwerpen.
Brandstofveiligheid
•
Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met
brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen
kunnen tot ontploffing komen.
•
Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere
ontstekingsbronnen.
•
Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik
voor de brandstof.
•
Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de
brandstofdop niet verwijderen of geen brandstof
toevoegen.
•
Geen brandstof bijvullen of aftappen in een
afgesloten ruimte.
•
Bewaar de machine en het brandstofvat niet
op plaatsen waar open vlammen, vonken of
waakvlammen (bv. van een boiler of een ander
toestel) aanwezig kunnen zijn.
•
Probeer de motor niet te starten als u brandstof
hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur
of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn
verdwenen.
Brandstof
•
Inhoud brandstoftank: 22,7 liter
•
Aanbevolen brandstof:
– Gebruik voor optimaal resultaat uitsluitend
schone, verse dieselbrandstof of biodiesel met
een laag (<500 ppm) of ultralaag (<15 ppm)
zwavelgehalte. Het cetaangetal moet minimaal
40 zijn. Koop brandstof in hoeveelheden die
binnen 180 dagen kunnen worden gebruikt
zodat u altijd verse brandstof heeft.
– Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D)
bij temperaturen boven -7 °C en
winterdieselbrandstof (nr. 1-D of
nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen
beneden -7 °C. Gebruik van winterbrandstof bij
lage temperaturen biedt een lager vlampunt
en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het
starten en vermindert de kans dat de filters
verstopt raken.
Opmerking:
-7 °C zomerbrandstof gebruikt, zal de pomp
langer meegaan en meer vermogen leveren
dan bij gebruik van winterbrandstof.
– Deze machine kan ook gebruik maken
van een dieselmengsel tot maximaal B20
(20% biodiesel, 80% petrodiesel). Het
deel petrodiesel moet een laag of ultralaag
zwavelgehalte hebben. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
◊ Her deel biodiesel van de brandstof moet
voldoen aan de specificatie ASTM D6751
of EN 14214.
◊ Het dieselmengsel moet beantwoorden aan
ASTM D975 of EN 590.
◊ Gelakte oppervlakken kunnen worden
beschadigd door biodiesel.
◊ Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of
mengsels met een lager percentage in
koud weer.
22
Als u bij temperaturen boven