Controles vóór inbedrijfstelling – Dagelijks onderhoud
5.3 Dagelijks onderhoud
5.3.1 Motoroliepeil controleren
Afb. 51
Afb. 52
Afb. 53
70
AANWIJZING!
Gevaar van motorschade!
–
B-SYM-1068
–
Veiligheidsuitrusting:
1.
Omgeving van de oliepeilstok reinigen.
2.
De oliepeilstok eruit trekken, afvegen met een niet-pluizende,
schone doek en tot aan de aanslag erin steken.
3.
De oliepeilstok weer eruit trekken.
ð Het oliepeil moet tussen de "MIN"- en "MAX"-markering
liggen.
B-720-0121
4.
Om bij te vullen de omgeving van de vulopening reinigen.
5.
Deksel eraf schroeven en motorolie bijvullen tot aan de
"MAX"-markering.
6.
Oliepeilstok erin steken.
7.
Deksel sluiten.
B-720-0122
D.ONE
Als de motor warm is, motor afzetten en na vijf
minuten oliepeil controleren. Bij koude motor
kan meteen gecontroleerd worden.
Alleen olie met toegelaten specificatie
Ä Hoofdstuk 8.3.1 „Motorolie"
gebruiken
op pagina 113.
n
Beschermende werkkleding
n
Werkschoenen
n
Werkhandschoenen