printerstuurprogramma
•
Het printerstuurprogramma dient te worden geïnstalleerd op alle computers waarvanuit zal worden afgedrukt.
•
De weergegeven schermen zijn afhankelijk van het besturingssysteem, de gebruikte toepassingen en de aangesloten optionele apparatuur.
•
Soms worden niet alle items weergegeven, afhankelijk van hoe de beheerder de instellingen heeft geconfigureerd. Voor meer
informatie kunt u contact opnemen met de beheerder.
Tabblad Basis
[Kleurmodus]
Selecteer afdrukken in kleur of zwart-wit.
[Dubbelz. afdrukken]
Specificeer dubbelz. afdrukken, indien gewenst.
[Origineelformaat]
Selecteer het papierformaat zoals opgegeven in de brontoepassing
die werd gebruikt voor het aanmaken van het origineel.
[Staand], [Liggend]
Selecteer de richting van het origineel.
[Versch. formaten]
Selecteer deze optie als niet alle pagina's van het origineel hetzelfde formaat hebben.
[Zoom]
Specificeer indien nodig vergroting of verkleining van de originele
afbeelding voor het afdrukken.
[Papierformaat]
Selecteer het papierformaat voor het afdrukken.
[Invoerlade]
Selecteer de lade die het afdrukpapier bevat.
Instelling Papiertype
Afdrukken is niet mogelijk tenzij het papiertype dat is geselecteerd in [Papiertype] in het apparaat is geplaatst.
Als het papiertype en de afdrukkwaliteit niet belangrijk zijn, en u gewoon wilt afdrukken, geef dan [Willekeurig] op in [Papiertype].
Het apparaat past de kleurbalans en de hoeveelheid inkt die wordt gebruikt aan op het geselecteerde papiertype.
De afdrukkwaliteit kan daarom lager zijn wanneer [Willekeurig] is geselecteerd, dan wanneer u het geplaatste
papiertype hebt geselecteerd.
Schermen
Bij het afdrukken van gegevens vanaf een computer
kunnen er diverse instellingen worden uitgevoerd met het
printerstuurprogramma.
Klik op [Eigenschappen] (of [Voorkeuren]) in het dialoogvenster
afdrukken van elke
toepassing om het
instellingenscherm van het
printerstuurprogramma
weer te geven.
Voltooi eenvoudige afdrukinstellingen op dit tabblad, zoals de
kleurmodus en het gebruikte papier.
[Papiertype]
Selecteer het papiertype.
[Uitvoer]
Selecteer of taken dienen te worden afgedrukt of opgeslagen in
taakmappen. Indien taken in mappen worden opgeslagen,
specificeer de map en andere voorwaarden in [Details].
[Bestemming]
Wanneer u [Afdr. en opslaan in map] of [Opslaan in map] hebt
geselecteerd in [Uitvoer], wordt in dit veld de map aangegeven.
[Inst. opsl./oproep.]
Vaak gebruikte instellingen opslaan en oproepen.
[Invoer/wissen]
Instellingsinformatie indien nodig opslaan of wissen in [Inst. opsl./
oproep.].
Er kunnen tot tien instellingsprofielen worden opgeslagen.
[Standaard herstellen]
Herstel instellingen naar de standaardinstellingen.
ComColor serie Basishandleiding 02