Gebruik van de koelkast
4.13.4 Koelkastvakken
1
2
3
4
5
Vriesvak :
1
reeds ingevroren voedsel (diepgevroren
voedsel)
Bovenste vak:
2
kant-en-klare levensmiddelen
Middelste vak:
3
Zuivelproducten, kant-en-klaarmaaltijden
Onderste vak:
4
Vlees, vis, te ontdooien voedsel
Groentevak:
5
Salades, groenten, fruit
Bovenste deurvak:
6
Eieren, boter
Middelste deurvak:
7
Blikjes, dressings, ketchup, jam
Onderste deurvak (drankenvak):
8
Dranken in flessen of pakken
6
7
8
Afb. 29
22
4.14 Uitschakelen
Houd de toets (1) (zie 4.5) (3 seconden)
ingedrukt. Het display gaat uit en het appa-
raat is compleet uitgeschakeld
Ontgrendel het slot van de deurvergrende-
ling door dit in te drukken en schuif het naar
voren. Als u de deur nu dicht doet, blijft de
koelkast op een kiertje open staan
om schimmelvorming te vermijden.
Afb. 30
Gebruikt u de koelkast langere tijd niet, sluit
dan het afsluitventiel in het voertuig en het
ventiel van de gasfles.
4.15 Ontdooien
Geleidelijk zet zich ijs af op de vinnen aan de
binnenkant van de koelkast. Een sterkere
ijsvorming aan één zijde kan optreden en bete-
kent niet dat de koelkast niet goed functio-
neert. Als de ijslaag ongeveer 3 mm dik is,
moet u de koelkast ontdooien.
Schakel de koelkast uit zoals beschreven
bij punt 4.14 Uitschakelen.
Verwijder het ijsklontjesbakje en alle levens-
middelen.
Laat de deur van de koelkast open om
schimmelvorming te vermijden.
Na het ontdooien (het vriesvak en de vinnen
zijn ijsvrij) droogt u beide koelcompartimen-
ten met een doek af.
Afb. 31