5.14
Aanleggen van rijpaden (optioneel)
Bij het aanleggen van de rijpaden
•
blokkeert de rijpadenschakeling in de klep-
penkast (Afb. 69/1) de toevoer naar de
zaadslangen (Afb. 69/2) van de rijpadzaai-
schijf;
•
deponeren de rijpadzaaischijven geen zaai-
goed op de bodem;
•
wordt het zaaigoed van de rijpadzaaischij-
ven terug naar de tank geleid.
De toevoer van het zaaigoed naar de rijpadzaai-
schijven wordt onderbroken zodra de elektromo-
tor (Afb. 69/3) de betreffende zaadtoevoerbuizen
in de kleppenkast afsluit.
AD-P 03 Super BAG0061-2 10.14
Met de rijpadenschakeling kunnen de rijpaden in het veld op vooraf
ingestelde afstanden worden aangelegd. Om de afstanden tussen de
rijpaden in te stellen, moet het betreffende schakelritme in de boord-
computer worden ingevoerd.
Afb. 69
Bij het aanleggen van een rijpad geeft de rijpadenteller het cijfer "0"
op de boordcomputer aan.
Een sensor controleert of de kleppen die de zaadtoevoerbuizen naar
de rijpadzaaischijven openen en sluiten, goed werken.
Bij een verkeerde stand geeft de boordcomputer een alarmsignaal.
Opbouw en werking
77