Opbouw en werking
5.6
Turbine
De turbine (Afb. 49/1) produceert de luchtstroom
waarmee het zaaigoed van de injectiesluis naar
de zaaischijven wordt getransporteerd.
De turbine wordt aangedreven door een hydrau-
lische motor (Afb. 49/2), die op de boordhydrau-
lica van de tractor is aangesloten.
Het turbinetoerental wordt aangegeven
•
door de boordcomputer, als de turbine door
een hydraulische motor wordt aangedreven;
•
indirect door een manometer (Afb. 50), als
de machine geen boordcomputer heeft of
met een riemaandrijving is uitgerust.
De boordcomputer bewaakt het turbinetoerental. Wijkt het turbinetoerental meer dan 10% af van het
gewenste toerental, dan klinkt er een akoestisch signaal en verschijnt er een melding op het display.
De procentuele afwijking is instelbaar.
66
Afb. 49
Afb. 50
AD-P 03 Super BAG0061-2 10.14