Werken met de machine
10.3
Controles
Controles die moeten worden uitgevoerd
•
na de eerste 100 m die met werksnelheid zijn afgelegd;
•
bij de overgang van lichte grond naar zware grond en omgekeerd;
•
na elke instelling van de zaaischijfdruk;
•
na elke verstelling van de dieptegeleidingsschijven voor de zaaischijven.
Gecontroleerd moet worden:
•
de zaaidiepte van het zaaigoed (zie hoofdstuk "Zaaidiepte van zaaigoed controleren", hieronder)
•
de arbeidsintensiteit (afhankelijk van de uitrusting)
ο
van de exacteg;
ο
van de rolleneg.
10.3.1
Zaaidiepte van zaaigoed controleren
1. Leg ca. 100 m met werksnelheid af.
2. Leg het zaaigoed op meerdere plaatsen bloot, inclusief het bereik van de buitenste zaaischijven.
3. Controleer de zaaidiepte van het zaaigoed.
150
AD-P 03 Super BAG0061-2 10.14