16
4.5 Obstakels
Stoep oprijden
1. Kies de plek waar de stoeprand het laagst
is.
2. Ga met de rolstoel recht voor de stoeprand
staan (20 cm voor de stoeprand).
3. Beweeg de joystick naar voren. Rijd de
stoep op zonder van richting te veranderen.
4. Houd dezelfde snelheid aan totdat alle
wielen op de stoep zijn. Als het u niet lukt
om de stoep op te rijden, zoek dan een
plaats waar de stoeprand minder hoog is.
Stoep afrijden
1. Kies de plek waar de stoeprand het laagst
is.
2. Ga met de voorste wielen van de rolstoel
recht voor de stoeprand staan.
3. Beweeg de joystick langzaam naar voren.
Rijd voorzichtig en zo langzaam mogelijk de
stoep af, zonder van richting te veranderen.
Waarschuwing!
Rijd met de rolstoel nooit van trappen of op
obstakels die hoger zijn dan 60 mm.
4.6 Duwen van de rolstoel
De rolstoel kan verplaatst worden door
deze te duwen. De motors moeten door een
vrijloopschakelaar worden ontkoppeld. Deze
functie werd ontwikkeld voor de begeleiders
van rolstoelgebruikers.
De vrijloopschakelaar heeft twee standen
(figuur 13):
1. Om met de rolstoel te rijden, duw zowel links
als rechts de vrijloopschakelaars omhoog in
de stand 'Rijden' (A)
2. Om de rolstoel te duwen, duw zowel links
als rechts de vrijloophendels naar beneden
in de stand 'Duwen' (B).
Waarschuwing!
De vrijloophendel dient nooit door de
gebruiker bediend te worden maar enkel
door een begeleider.
Gebruik de stand duwen nooit op een
helling! Wanneer de vrijloophendel in de
stand Duwen wordt gezet, wordt ook de
automatische parkeerrem uitgeschakeld.
Hierdoor kan de rolstoel van een helling
rijden.
Alleen in de stand Rijden werkt de
automatische parkeerrem.
Zet de vrijloop direct in de stand Rijden als
de rolstoel niet meer geduwd wordt.
4.7 Stallen na gebruik
Wanneer de rolstoel niet wordt gebruikt, dient
deze gestald te worden op een droge plek
zonder weersinvloeden.
Let op!
Plaats de rolstoel niet in direct zonlicht.
Onderdelen van de rolstoel kunnen dan zo
warm worden dat u zich eraan kunt branden.
Als de stoel wordt gestald, dan mag de
omgevingstemperatuur niet lager zijn dan
-20 °C of hoger zijn dan 65 °C.
Puma 40
13
A
2
1
B