Menu 5.8 - snelstart
Van hieruit is het mogelijk om de compressor te starten.
LET OP!
Er moet een warmtevraag of een warmtapwa-
tervraag zijn om de compressor te starten.
LET OP!
U kunt de compressor beter niet te vaak snel-
starten gedurende een kort periode, want
hierdoor kunnen de compressor en zijn neven-
apparatuur beschadigen.
Menu 5.9 - vloerdroogfunctie
duur periode 1 – 7
Instelbereik: 0 – 30 dagen
Fabrieksinstelling, periode 1 – 3, 5 – 7: 2 dagen
Fabrieksinstelling, periode 4: 3 dagen
temp. periode 1 – 7
Instelbereik: 15 – 70 °C
Standaardwaarde:
temp. periode 1
temp. periode 2
temp. periode 3
temp. periode 4
temp. periode 5
temp. periode 6
temp. periode 7
Stel hier de functie drogen ondervloer in.
U kunt maximaal zeven tijdsperioden instellen met
verschillende, berekende aanvoertemperaturen. Als er
minder dan zeven perioden worden gebruikt, moeten
de resterende tijdsperioden worden ingesteld op 0
dagen.
Vink het actieve venster aan om de functie vloerdrogen
te activeren. Een teller onderin toont het aantal dagen
dat de functie actief is geweest.
TIP
Als bedrijfsstand "add. heat only" moet wor-
den gebruikt, kiest u dit in menu 4.2.
40
Hoofdstuk 8 |
Bediening
Menu 5.10 - log met wijzigingen
Hier kunt u eerdere wijzigingen in het regelsysteem
aflezen.
Datum, tijd en ID-nr. (uniek voor bepaalde instellingen)
en de nieuwe ingestelde waarde worden aangegeven
voor iedere wijziging.
Menu 5.11 - warmtepompinstellingen
Instellingen voor de geïnstalleerde warmtepomp kun-
nen in de submenu's worden verricht.
Menu 5.11.1.1 - warmtepomp
Verricht hier de instellingen voor de geïnstalleerde
warmtepomp. Zie voor de mogelijke instellingen de
installatiehandleiding voor de warmtepomp.
Menu 5.11.1.2 - laadpomp (GP12)
bedrijfsstand
Verwarming/koeling
20 °C
Instelbereik: auto / intermitterend
30 °C
Standaardwaarde: auto
40 °C
45 °C
Stel hier de bedrijfsstand van de laadpomp in.
40 °C
auto: De laadpomp draait volgens de huidige bedrijfs-
30 °C
stand van de SMO 20.
20 °C
intermitterend: De laadpomp start en stopt 20 secon-
den voor en na de compressor in de warmtepomp.
snelheid tijdens bedrijf
heating, warmtapwater, cooling
Instelbereik: auto / handmatig
Standaardwaarde: auto
Handmatige instelling
Instelbereik: 1–100 %
Standaardwaarde: 70 %
snelh. in wachtm.
Instelbereik: 1–100 %
Standaardwaarde: 30 %
max. toegest. snelheid
Instelbereik: 80–100 %
Standaardwaarde: 100 %
Stel de snelheid in waarop de laadpomp in de huidige
bedrijfsstand moet draaien. Selecteer "auto" als de
snelheid van de laadpomp automatisch geregeld moet
worden (fabrieksinstelling) voor een optimale werking.
Voorzichtig!
Het log met wijzigingen wordt opgeslagen bij
herstarten en blijft ongewijzigd na fabrieksin-
stelling.
SMO 20