Communicatie met warmtepomp
Sluit de warmtepomp (EB101) met een afgeschermde
3-aderige kabel aan op klemmenstrook X2:19 (A),
X2:20 (B) en X2:21 (GND), zoals op de afbeelding.
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
F2040
GND
6
B
5
A
4
GND
3
B
2
A
1
F2030
A
B
GND
F2016/F2026
A
B
GND
F2015/F2020/F2025/F2300
SMO
SMO 20
18
A
19
B
20
GND
21
X2
18
Hoofdstuk 5 |
Elektrische aansluitingen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
X2
AA23-X4
X5
X5
A
B
GND
AA21-J2
Buitenvoeler
De buitentemperatuursensor (BT1) moet op een be-
schaduwde plaats aan de noord- of noordwestzijde
worden geplaatst, zodat de werking ervan niet kan
worden verstoord door de ochtendzon.
Sluit de sensor aan op de klemmenstroken X2:3 en
X2:6. Gebruik een 2-aderige kabel van minimaal 0,5
mm² dik.
Indien er een mantelbuis wordt gebruikt, moet deze
worden afgesloten om condens in de behuizing van
de sensor te voorkomen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
L N
1
1
0
PE
2
3 4
14
15
16
17
18
LEK
19
20
21
X2
Temperatuurvoeler, warmtapwater
verwarmen
De temperatuursensor, warmtapwaterproductie (BT6)
zit in de dompelbuis van de boiler.
Sluit de sensor aan op klemmenstrook X2:5 en X2:6.
Gebruik een 2-aderige kabel van minimaal 0,5 mm².
Warmtapwaterproductie wordt geactiveerd in menu
5.2 of in de startgids.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
L N
1
1
0
PE
2
3 4
14
15
16
17
18
LEK
19
20
21
X2
SMO Externt
SMO 20
Extern
1
2
3
4
BT1
5
6
7
X2
SMO Externt
SMO 20
Extern
1
2
3
4
5
6
BT6
7
X2
SMO 20