Relaisuitgang voor noodstand
Voorzichtig!
Merk alle elektrische schakelkasten met
waarschuwingsstickers voor externe spanning.
Als de schakelaar (SF1) in de stand " " (noodstand)
staat, wordt de circulatiepomp geactiveerd (EB101-
GP12).
LET OP!
Er wordt geen warmtapwater geproduceerd
als de noodstand geactiveerd is.
Het noodstandrelais kan worden gebruikt om externe
bijverwarming te activeren. Er moet dan een externe
thermostaat worden aangesloten op het regelcircuit
om de temperatuur te regelen. Zorg ervoor dat het
verwarmingsmiddel door de externe bijverwarming
circuleert.
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
L
N
1
1
0
PE
2
3
X1
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
L
N
1
1
0
PE
2
3
X1
Als het relais gebruikt gaat worden voor regelspanning,
verbindt u de voeding vanuit klemmenstrook X1:1 door
naar X1:2 en sluit u de nul en regelspanning van de
externe bijverwarming aan op X1:0 (N) en X1:4 (L).
SMO 20
X1
PE
2
3
4
SMO
SMO 20
Extern
Externt
4
X1
1
0
PE
2
3
4
SMO
SMO 20
4
Externt
Extern
N
L
Externe circulatiepomp
Sluit de externe circulatiepomp (GP10) volgens de af-
beelding aan op klemmenstrook X4:9 (PE), X4:10 (N)
en X4:11 (230 V) op de basiskaart (AA2).
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
AA2-X4
Shuttleklep
SMO 20 kan worden aangevuld met een externe wis-
selklep (QN10) voor warmtapwaterregeling (zie pagina
47 voor accessoire).
De levering van warmtapwater kan worden geselec-
teerd in menu 5.2.4.
Sluit de externe wisselklep (QN10) volgens de afbeel-
ding aan op klemmenstrook X4:2 (N), X4:3 (regeling)
en X4:4 (L) op de basiskaart (AA2).
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
AA2-X4
NIBE Uplink™
Sluit de op het netwerk aangesloten kabel (recht,
Cat.5e UTP) met het RJ45-contact (mannelijk) aan op
contact AA4-X9 van de display-eenheid (zoals afge-
beeld). Gebruik de kabeldoorvoer (UB2) in de bedie-
ningsmodule voor het leggen van de kabels.
AA4-X9
Hoofdstuk 5 |
8
9
10
11
12
13
AA2-X4
SMO
SMO 20
Extern
Externt
GP10
1
2
3
4
5
6
AA2-X4
SMO
SMO 20
Externt
Extern
QN10
Elektrische aansluitingen
21