U kunt instellen wat het maximale aantal toegestane
stappen voor de bijverwarming is, als er een interne
bijverwarming in de tank zit (alleen beschikbaar als de
bijverwarming na de QN10 is geplaatst), of er binaire
stappen moeten worden gebruikt en wat de grootte
van de zekering is.
TIP
Raadpleeg de installatie-instructies voor het
accessoire voor een beschrijving van de wer-
king.
Menu 5.1.14 - aanvinst. klim.systeem
voorinstell
Instelbereik: radiator, vloerverw., rad. + vloerverw.,
DOT °C
Standaardwaarde: radiator
Instelbereik DOT: -40,0 – 20,0 °C
De fabrieksinstelling van de DOT-waarde is afhanke-
lijk van het land dat is aangegeven voor de locatie
van het product. Het voorbeeld hieronder heeft
betrekking op Zweden.
Fabrieksinstelling DOT: -20,0 °C
eigen inst.
Instelbereik dT bij DOT: 0,0 – 25,0
Fabrieksinstelling dT bij DOT: 10,0
Instelbereik DOT: -40,0 – 20,0 °C
Fabrieksinstelling DOT: -20,0 °C
Hier wordt het type afgiftesysteem ingesteld waar de
circulatiepomp verwarmingssysteem naartoe werkt.
dT bij DOT is het verschil in graden tussen aanvoer- en
retourtemperaturen bij de gemeten buitentempera-
tuur.
Menu 5.1.22 - heat pump testing
Voorzichtig!
Dit menu is bedoeld voor het testen van de
SMO 20 volgens verschillende standaarden.
Gebruik van dit menu voor andere doeleinden
kan ertoe leiden dat uw installatie niet correct
functioneert.
Dit menu bevat diverse submenu's, één voor iedere
standaard.
Menu 5.1.23 - compressor curve
Stel in of de compressor in de warmtepomp tijdens
specifieke eisen moet werken op basis van een bepaal-
de curve of moet werken op basis van vooraf ingestelde
curven.
U stelt een curve voor een vraag (warmte, warmtapwa-
ter, koeling enz.) in door "auto" uit te vinken, de regel-
knop te verdraaien tot er een temperatuur wordt
aangegeven en op OK te drukken. U kunt nu instellen
bij welke temperatuur de maximale c.q. minimale fre-
quentie moet liggen.
SMO 20
Dit menu kan bestaan uit meerdere vensters (één voor
iedere beschikbare vraag). Gebruik de navigatiepijlen
linksboven om heen en weer te gaan tussen de ven-
sters.
Voorzichtig!
Dit menu wordt alleen weergegeven als
SMO 20 is aangesloten op een warmtepomp
met een invertergestuurde compressor.
Menu 5.2 - systeeminstellingen
Hier verricht u verschillende systeeminstellingen voor
uw installatie, bijv. activeren van de aangesloten
warmtepomp en welke accessoires er zijn geïnstalleerd.
Menu 5.2.2 - geïnstalleerde warmtepomp
Als er een warmtepomp is aangesloten op de master-
installatie, stelt u dat hier in.
Menu 5.2.4 - accessoires
Hier stelt u in welke accessoires er zijn geïnstalleerd op
de installatie.
Als de boiler is aangesloten op de SMO 20, moet hier
de warmtapwaterproductie worden geactiveerd.
Menu 5.4 - in-/uitgangen software
Hier kunt u selecteren op welke in-/uitgang van de in-
gangskaart (X2) de externe contactfunctie (pagina 22)
moet zijn aangesloten.
Selecteerbare ingangen op klemmenstroken AUX1-6
(X2:11-18 en uitgang AA2-X4.
Menu 5.5 - service fabriekinstelling
Alle instellingen kunnen hier worden gereset (inclusief
instellingen die beschikbaar zijn voor de gebruiker)
naar standaardwaarden.
Voorzichtig!
Bij het resetten wordt bij de volgende start van
de regelmodule de startgids weergegeven.
Menu 5.6 - geforceerde regeling
U kunt hier de verschillende componenten in de regel-
module en eventueel aangesloten accessoires regelen.
Menu 5.7 - startgids
Wanneer de regelmodule voor de eerste keer wordt
gestart, opent de startgids ook automatisch. Hier kunt
u deze handmatig starten.
Zie pagina 26 voor meer informatie over de startgids.
Hoofdstuk 8 |
Bediening
39