Aansluitingen
Voorzichtig!
Om interferentie te voorkomen, mogen niet-
afgeschermde communicatie- en/of sensorka-
bels naar externe aansluitingen niet dichter
dan 20 cm bij een kabel met hoge spanning
worden gelegd.
Spanningaansluiting
De SMO 20 moet worden geïnstalleerd via een werk-
schakelaar met minimaal 3 mm schakelafstand. De
minimale kabeldikte moet worden afgemeten volgens
de gebruikte zekeringcapaciteit.
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
L
N
1
1
0
PE
2
3
X1
Tariefregeling
Als de spanning naar de compressor in de warmtepomp
gedurende een bepaalde periode wegvalt, moeten
deze gelijktijdig worden geblokkeerd via de software-
geregelde ingang (AUX-ingang) om een alarm te
voorkomen, zie pagina 22.
Aansluiten van de laadpomp voor warmte-
pomp
Sluit circulatiepomp (EB101-GP12) volgens de afbeel-
ding aan op klemmenstrook X4:5 (PE), X4:6 (N) en X4:7
(230 V) op de basiskaart (AA2).
Regelsignaal voor (EB101-GP12) wordt aangesloten
op klemmenstrook X2:1 (PWM) en X2:2 (GND), zoals
op de afbeelding aangegeven.
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
AA2-X4
SMO 20
X1
L
N
1
4
4
5
6
7
8
AA2-X4
SMO
SMO 20
Externt
Extern
EB101-GP12
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
9
1
2
3
1
4
5
2
6
7
3
8
9
4
10
11
12
X2
13
14
15
16
SMO 20
SMO
17
18
19
Extern
Externt
20
21
X2
EB101-GP12
Hoofdstuk 5 |
Elektrische aansluitingen
PWM
GND
17