Optionele aansluitingen
Ruimtevoeler
SMO 20 kan met een ruimtesensor (BT50) worden uit-
gebreid. De ruimtetemperatuursensor heeft maximaal
drie functies:
1. Weergave van de huidige kamertemperatuur op
het display van de bedieningsmodule.
2. Optie om de gewenste kamertemperatuur in °C te
veranderen.
3. Mogelijkheid tot wijzigen/stabiliseren van de
aanvoertemperatuur op basis van de kamertempe-
ratuur.
Installeer de sensor in een neutrale positie waar de in-
steltemperatuur is vereist. Een geschikte locatie is op
een vrije binnenwand in een hal op ca. 1,5 m boven de
grond. Het is belangrijk dat de sensor tijdens het meten
van de juiste kamertemperatuur niet wordt gehinderd,
wat het geval is als de sensor in een nis, tussen planken,
achter een gordijn, boven of nabij een warmtebron, in
een tochtstroom van een buitendeur of in direct zon-
licht wordt geplaatst. Ook dichtgedraaide radiatorther-
mostaten kunnen problemen veroorzaken.
De bedieningsmodule werkt zonder de sensor, maar
indien de gebruiker de binnentemperatuur van de
woning wil aflezen op het display van de SMO 20, moet
de sensor worden geïnstalleerd. Sluit de ruimtesensor
aan op klemmenstrook X2:7 en X2:10.
Indien de voeler wordt gebruikt om de kampertempe-
ratuur te wijzigen in °C en/of om de kamertemperatuur
te wijzigen/stabiliseren, moet de sensor worden geac-
tiveerd in menu 1.9.4.
Als de ruimtesensor wordt gebruikt in een kamer met
vloerverwarming, dient deze uitsluitend een weerga-
vefunctie te hebben en geen controlerende functie
van de kamertemperatuur.
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
LET OP!
Wijzigingen van temperatuur in de woning
nemen tijd in beslag. Korte perioden in combi-
natie met vloerverwarming leveren bijvoor-
beeld geen merkbaar verschil op in de kamer-
temperatuur.
20
Hoofdstuk 5 |
Elektrische aansluitingen
SMO 20
Extern
SMO Externt
1
2
3
4
5
6
6
7
8
9
7
10
11
8
12
13
14
9
15
16
10
17
18
19
11
20
21
X2
X2
Stapgeregelde bijverwarming
Voorzichtig!
Merk alle elektrische schakelkasten met
waarschuwingsstickers voor externe spanning.
Externe stapgeregelde bijverwarming kan worden
aangestuurd door maximaal drie potentiaalvrije relais
in de bedieningsmodule (3-staps lineair of 7-staps bi-
nair). Als alternatief kunnen twee relais (2-staps lineair
of 3-staps binair) worden gebruikt voor stapgeregelde
bijverwarming, hetgeen betekent dat het derde relais
kan worden gebruikt voor het aansturen van het elek-
trische verwarmingselement in de boiler/accumulator-
tank.
Stapinschakeling vindt plaats met een minimaal interval
van 1 minu(u)t(en) en stapuitschakelingen met een
minimaal interval van 3 seconden.
Stap 1 wordt aangesloten op klemmenstrook X2:2 op
de extra relaiskaart (AA7).
Stap 2 wordt aangesloten op klemmenstrook X2:4 op
de extra relaiskaart (AA7).
Stap 3 of elektrisch verwarmingselement in de boiler/ac-
cumulatortank wordt aangesloten op klemmenstrook
X2:6 op de extra relaiskaart (AA7).
De instellingen voor stapgeregelde bijverwarming
worden verricht in menu 4.9.3 en menu 5.1.12.
Alle bijverwarming kan worden geblokkeerd door een
potentiaalvrije schakeling aan te sluiten op de softwa-
regeregelde ingang, klemmenstrook X2 (zie pagina
22), die wordt geselecteerd in menu 5.4.
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
L
N
1
BT50
Als de relais worden gebruikt voor regelspanning, ver-
bindt u de voeding vanuit klemmenstrook X1:1 door
naar X2:1, X2:3 en X2:5 op de extra relaiskaart (AA7).
Sluit de nul van de externe bijverwarming aan op
klemmenstrook X1:0.
Met stapgeregelde bijverwarming voor de wissel-
klep
De elektrische bijverwarming zal inkomen met het
maximaal toegestane vermogen voor het elektrische
verwarmingselement in combinatie met de compressor
om zo snel mogelijk de warmtapwaterproductie af te
ronden en weer over te schakelen op de productie voor
de verwarming. Dit gebeurt alleen als het aantal
graadminuten lager ligt dan de startwaarde voor de
bijverwarming.
X1
-X1
1 2 3 4 5 6
-X2
1
0
PE
AA7-X2
SMO 20
SMO
Extern
Externt
1
0
PE
2
3
4
X1
AA7-X2
1
2
3
4
5
6
A1
A1
A1
-K1
-K2
-K3
A2
A2
A2
SMO 20