tor warm te laten draaien tot het toerental
zakt tot het stationaire toerental. De motor-
warmdraai-indicator wordt weergegeven op
het Multi-Display terwijl de motor warm-
draait. Voor meer informatie, zie pagina 42.
DMU36531
Controles na het warmdraaien
van de motor
DMU36541
Schakelen
Controleer met een stevig aangemeerde
boot en zonder gas te geven of de motor
soepel in voorwaarts en achterwaarts scha-
kelt en vervolgens terug in neutraal.
DMU41820
Stopschakelaars
Voer de volgende procedure uit om na te
gaan of de hoofdschakelaar en de motor-
stopschakelaar correct werken.
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan-
●
neer de hoofdschakelaar in de stand "
(uit) wordt gedraaid, of druk op de
start/stop-knop.
Controleer of de motor stilvalt wanneer de
●
clip van de motorstopschakelaar wordt af-
getrokken.
Vergewis u ervan dat de motor niet kan
●
worden gestart wanneer de clip werd ver-
wijderd van de motorstopschakelaar.
DMU35880
Buitenboordmotor selecteren
(drie motoren)
Zodra alle motoren werden gestart, zet u alle
bedieningshendels in neutraal. Druk her-
haaldelijk op de motorkeuzeschakelaar om
het lampje "digital electronic control actief" te
wijzigen en selecteer de gewenste motor.
1
3
"
1. Bakboordbedieningshendel
2. Stuurboordbedieningshendel
3. Bakboordmotor
4. Centrale motor
5. Stuurboordmotor
1.
Eerst kunnen er drie motoren worden
bediend.
NOTA:
Wanneer alle motoren werden gestart, zal de
middelste motor draaien met het gemiddelde
van de toerentallen van de bakboord- en
stuurboordmotoren.
Werking
2
P
C
S
4
5
ZMU05998
72