verwijderen en bijvullen totdat de vloeistof het
vereiste peil bereikt. NIET TE VOL VULLEN.
5. Monteer de bekerhouder weer aan het dashboard.
Spanning van ventilatorriem
controleren
Controleer alle riemen op slijtage, scheurtjes of
verkeerde spanning. Controleer de spanning door
de riem midden tussen de poelies van de ventilator
en de aandrijfas in te drukken met een kracht van
ongeveer 10 kg. Een nieuwe riem moet een speling
van 12–15 mm hebben. Een gebruikte riem moet een
speling van 14–16,5 mm hebben. Als de speling niet
correct is, gaat u naar blz. 45 voor de procedure om de
riem te spannen. Indien de speling correct is, gaat u
verder met uw werkzaamheden.
Belangrijk: Een verkeerde riemspanning kan
ertoe leiden dat het meer moeite kost om het
voertuig te besturen.
Controle vóór het gebruik
Een veilig gebruik begint al voordat u met het voertuig
gaat werken. U moet deze controles elke keer weer
uitvoeren:
• Bandenspanning controleren.
Opmerking: Deze banden zijn anders dan
autobanden: zij vereisen een lagere spanning om
compactie en beschadiging van de grasmat te
voorkomen.
• Het peil van alle vloeistoffen controleren. Indien
het peil te laag is, moet u bijvullen met de
vereiste hoeveelheid vloeistof overeenkomstig de
voorschriften van Toro.
• Controleer de voorkant van de radiator. Verwijder
eventueel vuil en reinig het radiatorscherm.
• Werking van het rempedaal controleren
• Verlichting en claxon controleren.
• Stuurwiel naar links en naar rechts draaien om de
stuurreacties te controleren.
• Controleren op olielekken, loszittende onderdelen
en andere zichtbare gebreken. Zet de motor af
en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand
gekomen zijn voordat u controleert op olielekken,
losse onderdelen of andere gebreken.
Indien een van bovengenoemde zaken niet in orde is,
moet u de monteur hiervan op de hoogte stellen of
contact opnemen met de bedrijfsleiding voordat u die
dag met het voertuig gaat werken. De bedrijfsleiding
kan u verzoeken dagelijks andere controles uit te
voeren. Vraag daarom wat uw taken zijn.
Motor starten
• Eerste keer starten van een nieuwe machine.
• De motor is gestopt vanwege een tekort aan
brandstof.
• Er is onderhoud uitgevoerd op onderdelen van
het brandstofsysteem, er is bijvoorbeeld een
filter vervangen of onderhoud gepleegd aan de
waterafscheider.
Zie Brandstofsysteem ontluchten.
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de
parkeerrem in werking.
2. Schakel de aftakas (indien aanwezig) uit en zet de
gashendel (indien aanwezig) op UIT.
3. Zet de schakelhendel in de neutraalstand en trap
het koppelingspedaal in.
4. Controleer of de hydraulische hefhendel in de
middelste stand staat.
5. Houd uw voet van het gaspedaal.
6. Draai het contactsleuteltje naar de stand Aan.
Als het indicatielampje van de gloeibougies gaat
branden, is de motor klaar om te starten.
7. Draai het contactsleuteltje naar de stand Start.
Laat het contactsleuteltje onmiddellijk los zodra de
motor start en laat het sleuteltjes terugdraaien naar
de stand Lopen.
Opmerking: Het indicatielampje van de gloeibougies
zal 15 seconden langer branden wanneer de schakelaar
wordt teruggedraaid naar de stand Start.
Opmerking: Laat de startmotor per startpoging
niet langer dan 10 seconden draaien lopen omdat de
startmotor hierdoor vroegtijdig defect kan raken. Als
de motor na 10 seconden niet wil starten, moet u het
sleuteltje naar de stand Uit draaien. Controleer opnieuw
de bedieningsorganen en de procedures, wacht nog
eens 10 seconden en probeer daarna opnieuw te starten.
Rijden met het voertuig
1. Zet de parkeerrem vrij.
2. Trap het koppelingspedaal volledig in.
3. Zet de schakelhendel in de eerste versnelling
4. Laat het koppelingspedaal langzaam opkomen,
terwijl u het gaspedaal intrapt.
5. Wanneer het voertuig voldoende snelheid
heeft, haalt u uw voet van het gaspedaal, trapt
u het koppelingspedaal volledig in, zet u de
30