5.3
Vario-aandrijfkast
De gewenste zaaihoeveelheid wordt met de
aandrijfkast (Fig. 11/1) ingesteld.
Met de instelhendel van de aandrijfkast (Fig.
11/2) kan het toerental van de nokkenraderen en
daarmee de zaaihoeveelheid traploos worden
ingesteld.
Hoe hoger het getal waarop de wijzer van de
instelhendel (Fig. 11/3) op de schaalverdeling
(Fig. 11/4) wordt ingesteld, des te groter wordt
de zaaihoeveelheid.
Belangrijk!
Afdraaiproef uitvoeren!
5.4
Nokkenraderen en doseerschuif
De nokkenraderen bestaan uit
ο
een normaal zaaiwiel (Fig. 12/1) en
ο
een fijn zaaiwiel (Fig. 12/2).
•
Voor het zaaien van normale zaden worden
beide zaaiwielen met een stift verbonden en
worden beide aangedreven .
•
Voor zaaien van fijne zaden wordt alleen
het fijnzaaiwiel aangedreven. De verbinding
met het normale zaaiwiel door middel van
de stift moet onderbroken worden.
De doseerschuif (Fig. 12/3) kan in 3 standen
worden vastgezet en moet afhankelijk van de
soort zaad worden ingesteld.
C-Drill BAG0033.0 07.06
Fig. 11
Fig. 12
Opbouw en werking
33