INBEDRIJFSTELLING
•
Controleer of de DIP-switches van de binnen- en buitenunit zijn
aangesloten zoals weergegeven in het desbetreffende hoofdstuk.
•
Controleer of de elektrische bedrading van de binnen- en buitenunit is
aangesloten zoals wordt afgebeeld in het desbetreffende hoofdstuk.
•
Controleer of de bedrading goed is aangebracht om problemen met
trillingen, ruis en gebroken bedrading te vermijden.
7.2.3 Het hydraulische circuit (voor verwarming
en warmwaterketel) controleren
•
Controleer of het circuit goed schoongespoeld en met water
gevuld is en dat u de installatie hebt laten leeglopen. De druk
in het verwarmingscircuit moet 1,8 bar zijn.
•
De druk in het circuit voor warm tapwater van de
warmwaterketel moet lager dan 7 bar zijn.
•
Controleer of het verwarmingselement van de
warmwaterketel volledig gevuld is.
•
Controleer het watercircuit op lekkages. Kijk vooral de
aansluitingen van de waterleidingen goed na.
•
Controleer of het interne watervolume correct is.
•
Controleer of het interne watervolume van de
warmwaterketel correct is.
•
Controleer of de kleppen van het hydraulische circuit open zijn.
•
Controleer of de elektrische verwarming volledig gevuld is
met water door de veiligheidsklep onder druk te zetten.
•
Controleer of de aanvullende waterpompen (WP2 en/of
WP3) correct aangesloten zijn op het klemmenbord.
!
L E T O P
•
Het bedienen van het syteem wanneer de kleppen gesloten zijn, leidt
tot schade aan de unit.
•
Controleer of de luchtaflaatklep open is en of alle lucht uit het
hydraulisch circuit is gelaten. De installateur is verantwoordelijk voor
het volledig aflaten van alle lucht uit de installatie.
•
Controleer of de waterpomp van het verwarmingscircuit binnen het
bedrijfsbereik werkt en of het waterdebiet boven het minimum ligt. Als het
waterdebiet lager ligt dan 12 liter per minuut (voor units van 2,0/2,5/3,0
HP 6 liter per minuut), verschijnt een alarmbericht in het scherm.
•
Houd er rekening mee dat de wateraansluitingen in overeenstemming
met de plaatselijke voorschriften moeten zijn.
•
De waterkwaliteit moet voldoen aan de Europese richtlijn 98/83 EG.
•
Wanneer u de elektrische verwarming bedient wanneer deze niet
volledig met water is gevuld, raakt de verwarming beschadigd.
7.2.4 Het koudemiddelcircuit controleren
•
Controleer of de afsluitkleppen van de gas- en
vloeistofleidingen volledig openstaan.
•
Controleer of de afmetingen van de leiding en
koudemiddelvulling overeenkomen met de aanbevelingen.
•
Controleer de binnenkant van de unit op lekkage van
koudemiddel. Als u een lekkage ontdekt, neem dan contact
op met de distributeur.
•
Controleer de handleiding voor de inbedrijfstellingsprocedure
van de buitenunit.
7.3 INBEDRIJFSTELLINGSPROCEDURE
Deze procedure geldt onafhankelijk van de opties van de module.
•
Wanneer de installatie voltooid is en alle nodig instellingen
(DIP-switches op de PCB's en configuratie van besturing van
de unit) zijn uitgevoerd, sluit u de elektrische box en plaatst u
234
PMML0573 rev.2 - 09/2021
de box zoals weergegeven in de handleiding.
•
Configureer in de besturing van de unit de opstartwizard.
•
Laat de unit proefdraaien zoals beschreven in het hoofdstuk
"7.4
Proefdraaien/ontluchten".
•
Nadat het proefdraaien is voltooid, start u of de volledige unit
of het geselecteerde circuit op door op de OK-knop te drukken.
Eerste opstarting bij lage omgevingstemperaturen
Het is belangrijk dat tijdens de inbedrijfstelling en terwijl de
temperatuur nog laag is, dat het water geleidelijk wordt opgewarmd.
Een aanvullende, optionele functie kan worden gebruikt om op te
starten bij lage watertemperatuur: Vloerdroogfunctie:
-
De vloerdroogfunctie wordt exclusief gebruikt voor het
drogen van een nieuwe vloerlaag op de vloerverwarming.
Het proces is gebaseerd op EN-1264 deel 4.
-
Wanneer u de vloerdroogfunctie activeert, volgt de
watertemperatuur een vooraf bepaald schema:
1 Het wateringestelde waarde wordt constant op 25°C
gehouden gedurende 3 dagen.
2 Het watertempeatuur wordt op de maximale
verwarmingstoevoertemperatuur (maar altijd beperkt tot
≤ 55ºC) ingesteld gedurende 4 dagen.
!
L E T O P
•
Verwarmen bij lage watertemperaturen (ongeveer 10ºC tot 15ºC) en
lage buitentemperaturen (<10ºC) kan de warmtepomp beschadigen
bij het ontdooien.
•
Daarom wordt het verwarmen tot 15ºC bij buitentemperaturen van
minder dan 10ºC gedaan door de elektrische verwarming.
?
O P M E R K I N G
Indien 'Verwarming geforceerd UIT' ingeschakeld is (zie optionele DIP-
switch-instellingen) wordt dit niet gedaan en wordt verwarmd met de
warmtepomp. In deze gevallen neemt Hitachi geen verantwoordelijkheid
op voor de correcte werking.
!
L E T O P
Het is raadzaam de unit voor de eerste keer op te starten met het
verwarmingselement en de compressor geforceerd uitgeschakeld (zie
"5.6 DIP-switches en draaischakelaars
het water laten circuleren en eventuele lucht uit de verwarming aflaten
(controleren of de verwarming volledig gevuld is).
7.4 PROEFDRAAIEN/ONTLUCHTEN
Proefdraaien is een bedrijfsmodus die wordt gebruikt bij het in
bedrijf stellen van de installatie. Sommige instellingen ervan
zijn bedoeld om het de installateur gemakkelijker te maken. De
ontluchtingsfunctie schakelt de pomp in zodat alle luchtbellen uit
de installatie verwijderd worden.
instellen"). Zo kan de waterpomp