C ) Bediening en gebruik
Het remsysteem werkt volautomatisch, en vereist geen
bijzondere bediening.
Let wel op de volgende aanwijzingen bij het bedienen
van de handrem:
De handremhendel krachtig aantrekken en over het
dode punt bewegen ( minstens 7 tanden). De
handremhendel wordt door de gasveer automatisch
nagespannen indien de aanhanger de neiging heeft
terug te rollen. Een andere bediening van de
handremhendel is mogelijk door het inschuiven van de
trekstang door het trekkend voertuig mogelijk. Het
trekkend voertuig moet met de handremhendel door
middel van een veiligheids-breekkabel verbonden zijn.
Door een onvoorzien loskoppelen van de aanhanger
van het trekkend voertuig, wordt de aanhanger door het
breekkoord resp. de handrem tot stilstand gebracht.
D) Onderhoud, afstelling
Na 20 bedrijfsuren
Na de eerste gereden kilometers hebben de
remschoenen zich aangepast aan de remtrommel. De
daardoor ontstane speling moet worden opgeheven
door middel van het spanslot of aan de bowden-mantel
worden gecompenseerd.
1. Lege aanhanger aan trekkend voertuig koppelen.
2. Spanslot zover terugdraaien, resp. bowden-mantel
nastellen, totdat bij het remmen 50 % tot 60 % van
de max. oploop-slag gebruikt wordt.
3. Controleer of de aanhanger door de trekker
gemakkelijk kan worden teruggereden. Indien de
aanhanger hierbij remt, dan moet de afstelling iets
losser gemaakt worden.
4. Na het voltooien van de afstelling moet het
spanslot, resp. de bowden-mantel, met de
contramoer weer goed geborgd worden.
E) Eens per kwartaal
Alle lagerpunten minstens eens per kwartaal smeren.
Bowdenkabels met vetpers-olie ( niet met vet) smeren.
48