Wettelijke bepalingen voor de montage
Eis aan het basisapparaat:
Een naloop van maximaal 40 seconden is bij een uitgeschakeld
verbrandingsverwarmingsapparaat toegestaan. Er mogen alleen
verbrandingsverwarmingsapparaten worden gebruikt waarvan de
warmtewisselaars door de verlaagde nalooptijd van 40 seconden boven hun
gewone gebruiksduur niet aantoonbaar beschadigd worden.
1.2.
Uittreksel van de richtlijn ECE R122 deel I en bijlage 7
Begin van het uittreksel.
Deel I
5.3 Voorschriften voor de installatie van verwarmingssystemen op
brandstof in het voertuig
5.3.1 Toepassingsgebied
5.3.1.1 Onverminderd het bepaalde in punt 5.3.1.2 moeten verwarmings-
systemen op brandstof overeenkomstig de voorschriften van punt 5.3 zijn
geïnstalleerd.
5.3.1.2 Voertuigen van categorie O met verwarmingssystemen die op
vloeibare brandstof werken, worden geacht aan de voorschriften van punt
5.3 te voldoen.
5.3.2 Plaatsing van het verwarmingssysteem op brandstof
5.3.2.1 Delen van de carrosserie en andere onderdelen die zich in de buurt
van het verwarmingssysteem bevinden, moeten tegen buitensporige hitte
en mogelijke brandstof- of olieverontreiniging zijn beschermd.
5.3.2.2 Het verwarmingssysteem op brandstof mag, zelfs bij oververhit-
ting, geen brandgevaar opleveren. Aan deze vereiste wordt geacht te zijn
voldaan indien bij de installatie voor een voldoende afstand tot alle onder-
delen en een behoorlijke ventilatie wordt gezorgd, door het gebruik van
vuurvaste materialen of hitteschilden.
82
5.3.2.3 In het geval van voertuigen van de categorieën M2 en M3 mag het
verwarmingssysteem op brandstof niet in de passagiersruimte zijn ge-
plaatst. Het mag wel zijn geïnstalleerd in een doeltreffend afgedichte be-
huizing die aan de in punt 5.3.2.2 gestelde voorwaarden voldoet.
5.3.2.4 Het in bijlage 7, punt 4, bedoelde etiket, dan wel een duplicaat
hiervan, moet zo geplaatst zijn dat het goed leesbaar is wanneer het ver-
warmingssysteem in het voertuig is geïnstalleerd.
5.3.2.5 Bij de plaatsing van het verwarmingssysteem moeten alle redelijke
voorzorgen worden genomen om de kans op letsel of beschadiging van
persoonlijke eigendom zo veel mogelijk te beperken.
5.3.3 Brandstoftoevoer
5.3.3.1 De vulopening mag zich niet in de passagiersruimte bevinden en
moet van een doeltreffende dop zijn voorzien om het morsen van brand-
stof te voorkomen.
5.3.3.2 Bij verwarmingssystemen op vloeibare brandstof met een van de
brandstofvoorziening van het voertuig onafhankelijk brandstofreservoir
moeten het type brandstof en de vulopening duidelijk zijn aangegeven.
5.3.3.3 Bij de vulopening moet de aanwijzing zijn aangebracht dat het ver-
warmingssysteem moet worden uitgeschakeld voordat brandstof wordt
bijgevuld. Bovendien moet een toepasselijke instructie in de handleiding
van de fabrikant zijn opgenomen.
5.3.4 Uitlaatsysteem
5.3.4.1 De uitlaat moet zo geplaatst zijn dat via de ventilatoren, de inlaten
voor de verwarmde lucht of de open ramen geen emissies het voertuig
kunnen binnenkomen.
5.3.5 Verbrandingsluchtinlaat
5.3.5.1 De lucht voor de verbrandingskamer van het verwarmingssysteem
mag niet aan de passagiersruimte van het voertuig worden onttrokken.
Air Top 2000 STC