Air Top 2000 STC
6
Heteluchtsysteem
AANWIJZING:
Het aansluiten van het verwarmingsapparaat op het luchtkanaal van de auto
is niet toegestaan.
Binnenin de regeleenheid is een temperatuursensor aangebracht die de
ruimtetemperatuur meet. Op het bedieningselement wordt de gewenste
streefwaarde voor de binnentemperatuur gekozen. Het
verwarmingsvermogen van het verwarmingsapparaat wordt automatisch
aan de verwarmingsbehoefte van de omgeving aangepast.
Hij is zowel voor circulatielucht- als ook frisseluchtmodus toegestaan.
Bij de frisseluchtmodus moet erop gelet worden dat de koude lucht uit een
tegen spattend en opschuimend water beschermd gedeelte gehaald wordt
en dat er bij een voor de betreffende auto toegestane rit door water geen
water kan binnendringen.
AANWIJZING:
Bij frisseluchtmodus moet een ruimtetemperatuursensor gemonteerd
worden in de te verwarmen ruimte.
De binnendiameter van de hoofdleiding van de heteluchtleiding moet
60 mm bedragen.
AANWIJZING:
Voor de heteluchtleiding mogen alleen materialen met een continue
temperatuurstabiliteit van minimaal 130 °C gebruikt worden. De
verwarmingsluchtopening moet zo worden aangebracht dat
temperatuurgevoelige onderdelen niet beschadigd worden.
LET OP:
De inbouwlocatie van het verwarmingsapparaat moet zo worden gekozen
dat de kans op letsel of beschadiging van persoonlijke eigendom zo gering
mogelijk is.
Maximale drukdaling tussen zuig- en drukzijde van de heteluchtleiding:
1,5 hPa
Als deze drukdaling wordt overschreden, vermindert het
verwarmingsapparaat het verwarmingsvermogen of schakelt zichzelf uit.
De heteluchtslang moet ter plaatse van de verbindingen worden geborgd.
Wordt het verwarmingsapparaat in de recirculatieluchtmodus ingezet, moet
een kortsluiting van de heteluchtstroom worden vermeden.
Afb. 6:
Koudeluchtinlaat en heteluchtuitlaat
Heteluchtsysteem
91