naar het land), dan voor het begin met strooien, d.w.z. voor het inschakelen van de
aftakas, de doseerschuiven volledig openen en vervolgens de aftakas langzaam
inkoppelen en korte tijd laten strooien. Dit stilstaand uit voeren! Pas na het
instellen van de gewenste strooihoeveelheid met het strooien beginnen.
12. Alleen goed gekorrelde kunstmest en soorten gebruiken, die in de strooitabel zijn
opgenomen Indien de soort kunstmest niet goed bekend is, dan een controle van de
werkbreedte met de mobiele testbaan uitvoeren hfd.st.7.3.2.
13. Bij het strooien van mengstoffen moet men er op letten, dat
•
de afzonderlijke soorten verschillende vliegeigenschappen kunnen hebben.
•
een ontmenging van de afzonderlijke stoffen kan plaats vinden.
De aangeven afstellingsadviezen voor de dwarsverdeling hebben uitsluitend
betrekking op de gewichtsverdeling en niet op de produkten op de grond.
14. Vindt er, ondanks bij gelijke instelling van de doseerschuiven, een ongelijkmatige
lediging van de beide trechterpunten plaats, dan moet de basisafstelling van de
doseerschuiven worden gecontroleerd. (zie hiervoor hfdst. 9.4).
15. Door het opklapbare zeefrooster in de trechter worden vreemde voorwerpen, zoals.
stenen, harde klei- of kunstmest bonken of plantenresten etc., tegengehouden.
8 - 1