7.0
INSTELLEN EN IN BEDRIJF STELLEN VAN DE
CENTRIFUGAALSTROOIER
Alle instellingen van de centrifugaalstrooier AMAZONE ZA-M vinden plaats volgens opgave
in de strooitabellen.
Alle in de handel gebruikelijke kunstmestsoorten worden in de AMAZONE- strooihal
afgestrooid en de hiervoor benodigde instellings gegevens in de strooitabel opgenomen. De
in de strooitabel opgenomen kunstmestsoorten waren bij het vaststellen der waarde in
goede staat.
Als gevolg van de verschillende kunstmest gesteldheid door weers invloeden en/of ongunstige
opslag omstandigheden, schommelingen van de physikalische kunstmest-eigenschappen
- ook binnen de gelijke soorten en merken - door verandering van de strooi eigenschappen
van de kunstmest, kunnen afwijkingen van de opgaven in de strooitabel, kan het opnieuw
instellen van de gewenste strooihoeveelheid of werkbreedte nodig zijn. Een garantie, dat uw
kunstmest, zelfs met dezelfde naam en van dezelfde fabrikant, de gelijke strooi-eigenschappen
heeft, als de door ons geteste kunstmest, kan niet overgenomen worden.
F
De opgave van de strooitabellen kunnen slechts richtwaarden zijn. Daarom
steeds een strooihoeveelheids kontrole uitvoeren.
F
Bij onbekende kunstmestsoorten of identiteit is de werkbreedte met de
mobiele proefstand (extra uitvoering) kontroleerbaar.
I
Bij gebruik van de centrifugaalstrooier het opklapbare zeefrooster tegen
vreemde voorwerpen, gebruiken.
7.1
INSTELLEN VAN DE AANBOUWHOOGTE
Bij het instellen van de aanbouwhoogte personen buiten het gevaren gebied
achter en onder de machine wegsturen, omdat de machine naar achter kan
wegslaan, wanneer de topstang helften bij vergissing uit elkaar g e d r a a i t
worden of uit elkaar glijden.
De aanbouwhoogte van de machine volgens opgave in de strooitabel exakt, op het veld, met
gevulde trechter instellen. Gemeten wordt aan de strooischotel voor- en achterzijde, steeds
vanaf de grondoppervlakte (fig.7.1) op het land.
7.1.1
NORMAAL BEMESTING STROOIEN
De opgegeven aanbouwhoogte, in de regel horizontaal 80/80, in cm. geldt voor de normaal
bemesting. Voor de normaal bemesting zijn de zwenkvleugels op de strooischoepen
in de regel niet omhoog gesteld (fig. 7.2) ( Advies om de strooitabel in acht nemen).
Bij de voorjaarsbemesting, wanneer de plantenstand slechts een hoogte van 10-40 cm.
heeft, dan dient de helft van de groeihoogte bij de aangegeven aanbouwhoogte (b.v. 80/
80) te worden bijgeteld. Zo zal bij een groeihoogte van 30 cm. - een aanbouwhoogte
7 - 1