Aanzetten van het
stopvoetje
het bovenste, buisvormigedeel
A, en haak de veer B boven de
naaldklem in. Druk de houder
C zo ver omlaag, dat deze on-
der de persvoetstang doorgaat.
Schuif dan de houder over de
schroef naar boven en schroef
deze behoorlijk vast.
Gewoon stoppen
Gestopt moet worden met rech-
te steek. Eerst over het gat met
lange steken in de richting van
de inslagdraden been- en weer
naaien. Daar de transporteur
buiten werking is, moet U zelf
de stopring met de stof leiden.
Hoe sneller U deze beweegt,
des to langer worden de steken.
Na het stoppen in de richting
van de inslagdraden moet de
ring een kwart slag gedraaid
worden en in de richting van de
kettingdraden met dicht naast
elkaar liggende stiksels gestopt
worden.
Het stoppen moet schuin of in
bogen al naar de structuur van
de stof geschieden. De stof
moet tamelijk langzaam bewo-
gen worden, opdat de steken
kort worden, waarbij gecon-
troleerd moet worden of zij bij
het weefsel passen.
Wanneer het gat groot is, kan
verbandgaas als onderlaag ge-
bruikt worden. Leg dit gaas dan
dubbel over het gat en naai de
kanten ongeveer -/- cm. van het
gat of vast. De rest afknippen.
Op deze wijze bespaart U zich
het "weven". U moet dan
alleen het verbandgaas met eni-
ge steken versterken.
Sierstoppen
Wanneer er een figuur (patroon)
in de stof zit, kan men de ge-
stopte plek als volgt camoufle-
ren. Op de gestopte plaats het
ontbrekende patroon tekenen;
voorts zonder stopvoetje tussen
de getekende lijnen loodrecht
op de stopsteek naaien, waar-
door de gestopte plek minder
zichtbaar wordt.
40