Inhoudsopgave
Advertenties
2.
Veiligheidstips
2.1
Bedoeld gebruik
De in deze gebruiksaanwijzing behandelde laagspanningsmachines zijn voor stationair gebruik in de
algemene machinebouw ontwikkeld. Voor zover niet anders overeengekomen, zijn de aandrijvingen
voor het gebruik in de industriële sector in machines en installaties bestemd.
Ze voldoen aan de geharmoniseerde normen in de serie EN 60034 (VDE 0530). Het gebruik in de
Ex-zone is verboden.
De aandrijving is volgens de nieuwste stand van de techniek gebouwd en wordt veilig voor gebruik
geleverd. Eigenhandige veranderingen die de veiligheid nadelig beïnvloeden, zijn niet toegestaan.
De aandrijvingseenheden zijn uitsluitend voor het toepassingsgebied ontwikkeld, dat in hoofdstuk
3. "Technische gegevens", staat vermeld. Ze mogen niet buiten de vastgelegde vermogensgrenzen
worden gebruikt. Afwijkende gebruiksvoorwaarden vereisen nieuwe contractuele overeenkomsten.
Beschermingsgraden vIP54 mogen in geen geval buiten worden toegepast. Met lucht gekoelde
uitvoeringen zijn voor omgevingstemperaturen van –20 °C tot +40 °C en installatiehoogtes van v1000
m boven NN berekend. Neem in ieder geval afwijkende gegevens op het typeplaatje in acht. De
omstandigheden op de gebruiksplaats moeten met alle gegevens op het typeplaatje overeenkomen.
2.2
Algemene veiligheidstips
Laagspanningsmaschines hebben gevaarlijke, spanningvoerende en roterende delen en
mogelijkerwijs hete opopervlakken.
Ondeskundig gedrag kan ernstige persoonlijk letsel en ernstige materiële schade veroorzaken.
De aandrijvingen mogen uitsluitend door geautoriseerd, opgeleid en geïnstrueerd geschoold personeel
geïnstalleerd, in gebruik genomen, bediend, onderhouden en eventueel gerepareerd worden. Voor een
definitie van geschoold personeel zie bijv. IEC 364, EN 50110-1/VDE 0105.
De exploitant moet ervoor zorgen, dat de met het monteren, gebruiken, het onderhoud en het repareren
belaste personen de gebruiksaanwijzing gelezen en begrepen hebben en ze in alle punten in acht
nemen om:
- gevaren voor lijf en leven van de gebruiker en derden te verhinderen
- de veiligheid tijdens het gebruik van de aandrijving te waarborgen
- uitval en milieuschaden door verkeerd gebruik uit te sluiten.
Voer de werkzaamheden aan de aandrijvingseenheden uitsluitend bij stilstand uit.
Beveilig de aandrijfaggregaten tegen onopzettelijk inschakelen (bv. sleutelschakelaar afsluiten of
zekeringen in de stroomtoevoer verwijderen).
Breng op het inschakelpunt een waarschuwingsbord aan waaruit blijkt dat er aan de aandrijvingen wordt
gewerkt.
Alle werkzaamheden moeten zorgvuldig en onder het aspect "veiligheid" worden uitgevoerd.
Neem de waarschuwingen op de borden van de aandrijvingen in acht. Er mag geen verf of vuil op de
platen zitten. Vervang ontbrekende platen.
Tijdens het transport, de montage en demontage, de bediening en het onderhoud moeten de
betreffende voorschriften met het oog op de arbeidsveiligheid en over de milieubescherming in acht
worden genomen.
Beveilig roterende aandrijfonderdelen, bv. koppelingen, tandwielen of riemaandrijvingen, door
overeenkomstige veiligheidsinrichtingen tegen aanraken.
Bij het inbouwen van de aandrijfeenheden in apparaten of installaties is de fabrikant van de apparaten
of installaties verplicht, de in deze gebruiksaanwijzing voorkomende voorschriften, opmerkingen en
beschrijvingen ook in zijn gebruiksaanwijzing op te nemen.
Opmerking.
Laagspanningsmaschines zijn componenten voor inbouw in machines in de zin van
de Machinerichtlijn 98/37/EG. Het in bedrijf nemen is zo lang verboden, totdat de
conformiteit van het eindprodukt met deze Richtlijn vastgesteld is.
BA 2310 NL 05.04
7 / 54
Advertenties
Inhoudsopgave
