10.4.3 Bijstelling van de luchtspleet
1) Schakel de aandrijving spanningsloos. De rem moet koppelvrij zijn.
2) Draai de bouten los.
3) Draai de hulsbouten met de steeksleutel verder in het magneetdeel. 1/6 slag vermindert de
lossingsafstand met ca. 0.15 mm.
4) Draai de bouten vast, aanhaalmomenten volgens tabel 10.4.1 "Typische gegevens voor verstelling
van het remkoppel en bijstelling van de luchtspleet".
5) Controleer de lossingsafstand S
10.4.1 "Typische gegevens voor verstelling van het remkoppel en bijstelling van de luchtspleet".
6) Herhaal de handeling bij een te grote afwijking van S
10.4.4 Rotor vervangen
1) Schakel de aandrijving spanningsloos. De rem moet koppelvrij zijn.
2) Maak het aansluitkabel los.
3) Draai de bouten gelijkmatig los en draai ze er dan geheel uit.
4) Verwijder het magneetdeel van het eindschild. Let op het aansluitkabel.
5) Trek de rotor van de naaf af.
6) Controleer de vertanding van de naaf.
7) Vervang de naaf in geval van slijtage.
8) Controleer het wrijvingsvlak op het eindschild. Vervang bij een sterke groefvorming op de
frictieplaat of flens de frictieplaat of de flens. Bewerk bij een sterke groefvorming op het eindschild
het wrijvingsvlak opnieuw of gebruik een nieuw wrijvingsvlak.
9) Meet de rotordikte (nieuwe rotor) en kophoogte van de hulsbouten met de schuifmaat.
10) Bereken de afstand tussen magneetdeel en ankerschijf als volgt:
Afstand = rotordikte + S
S
conform tabel 10.4.1 "Typische gegevens voor verstelling van het remkoppel en bijstelling
LüNenn
van de luchtspleet".
11) Draai de hulsbouten gelijkmatig eruit tot de berekende afstand tussen magneetdeel en ankerschijf
wordt bereikt.
12) Monteer de nieuwe rotor en de rem en stel hem in.
13) Sluit het aansluitkabel aan.
Voorzichtig.
De factoren die de slijtage van de rem bepalen, zijn veelvoudig (schakelfrequentie,
gebruik als vastzet- of arbeidsrem, aansturing etc.) De onderhoudsbeurten van de
rem kunnen dus alleen door ervaring of individuele berekening achteraf voor het
concrete geval worden bepaald. Als vuistregel kan men zeggen: Bij gebruik als
arbeidsrem moet een inspectie van de rem (luchtspleet controleren of bijstellen) in
combinatie met onderhoud van de rem (versleten onderdelen vervangen) minimaal
elke 3000 bedrijfsuren worden uitgevoerd. Bij gebruik als vastzetrem al naar gelang
de belastingsomstandigheden elke 2 à 4 jaar.
Voorzichtig.
Neem het volgende bij de uitvoering met flens in acht, als deze met extra bouten is
bevestigd:
Achter de draadgaten in de flens voor de bouten moeten vrije boringen in het
eindschild zitten. Zonder vrije boring kan de minimale rotordikte niet worden benut.
De bouten mogen in geen geval tegen het lagerstuk drukken, volgens tabel 10.4.1
"Typische gegevens voor verstelling van het remkoppel en bijstelling van de
luchtspleet".
in de buurt van de bout met de voelermaat, S
Lü
– kophoogte
LüNenn
BA 2310 NL 05.04
32 / 54
LüNenn
.
LüNenn
volgens tabel