Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Elektrische Aansluiting; Aansluiting, Isolatieweerstand; Draairichting En Klembenaming - FLENDER BA 2310 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

6.6

Elektrische aansluiting

6.6.1

Aansluiting, isolatieweerstand

Het aansluiten moet door geschoold personeel volgens de geldende veiligheidsvoorschriften worden
uitgevoerd. De desbetreffende installatie- en gebruiksvoorschriften evenals de nationale en
internationale voorschriften moeten in acht worden genomen.
Alle motoren hebben een aardleidingsklem binnen in de aansluitdoos:
Ter bescherming tegen stof en vocht niet-gebruikte kabeldoorvoeren in de aansluitdoos tegen
verdraaiing beveiligd afsluiten. Draai alle contactbouten of moeren ter voorkoming van te hoge
overgangsweerstanden goed vast.
Bij klemborden met U-vormige klembeugels legt u de aan te sluiten draden U-vormig gebogen onder
de klembeugels.
Afb. 6.6.1: Klembeugel
Breng bij motoren met aansluitdozen, die tussen deksel en onderstuk geslepen vlakken hebben, ter
afdichting en als roestbescherming een dun laagje vet aan.
Meet na een langdurige opslag of stilstand vóór de inbedrijfstelling de isolatieweerstand van de
wikkeling tussen fase en fase en tussen fase en massa.
Vochtige wikkelingen kunnen tot kruipstromen, overslagen en doorslagen leiden. Bij waarden
v 1,5 MΩ, gemeten bij een wikkelingstemperatuur van 20 °C, wikkeling drogen.
6.6.2

Draairichting en klembenaming

Draairichting en benaming van de klemmen conform DIN VDE 0530-8 / IEC 60034-8.
Normale uitvoering
In de normale uitvoering zijn de motoren met oppervlaktekoeling tot grootte 315 voor beide
draairichtingen geschikt.
Bij motoren voor maar één draairichting wordt de draairichting door een pijl op de motor of transmissie
aangegeven. Klemmen U1, V1, W1 op fasen L1, L2, L3 (in alfabetische of natuurlijke volgorde) zorgt
altijd voor rechtsom draaien van de motor.
Verandering van de draairichting
De draairichting kan bij het direct inschakelen en poolomschakelbare motoren met gescheiden
wikkelingen door verwisselen van twee netgeleiders op het klembord van de motor worden omgekeerd.
Bij motoren met ster/driehoekaanloop en poolomschakelbare motoren met dahlanderwikkeling moeten
2 netgeleiders op de voeding naar de motorschakelaar worden verwisseld.
Voor een machine met maar één aseinde of twee aseinden met verschillende diktes geldt als
draairichting de draairichting van de rotor, die iemand constateert, als hij de kopse kant van het enige
of van het dikkere aseinde bekijkt.
Opmerking.
Gegevens op het typeplaatje in acht nemen.
Stroomsoort, netspanning en frequentie vergelijken.
Motor volgens het in de aansluitdoos meegeleverde schakelschema aansluiten.
Schakeling in acht nemen.
Nominale stroom voor instelling van de veiligheidsschakelaar in acht nemen.
De motor tegen ontoelaatbare verwarming, bijv. met beveiligingsschakelaar voor de
motor beschermen.
BA 2310 NL 05.04
21 / 54

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave