Inbedrijfstelling
6.
Inbedrijfstelling
6.1.
Uitschakeling via multi-turn aandrijving
22
In dit hoofdstuk vindt u fundamentele informatie en aanwijzingen die als aanvulling
op de bedieningsinstructies van de multi-turn aandrijving tevens in acht dienen te
worden genomen.
De fabrikant van de afsluiter dient te bepalen of de afsluiter weg- of
draaimomentafhankelijk dient te worden uitgeschakeld.
De uitschakeling in de eindstanden dient overeenkomstig de bij de multi-turn
aandrijving behorende bedieningsinstructies te worden ingesteld.
Bij wegafhankelijke uitschakeling moet de naloop worden vastgesteld, d.w.z
de beweging van de afsluiter, nadat de motor is uitgeschakeld (het zgn. na-
ijleffect).
Bij de instelling van het draaimomentmechanisme in de multi-turn aandrijving
mag het uitschakelmoment voor beide richtingen het max. ingaand moment
van de aandrijving (zie technische gegevens of typeplaatje) niet overschrijden.
Teneinde de afsluiter tegen beschadiging te beschermen dient het
draaimomentmechanisme in de multi-turn aandrijving op de volgende waarde
te worden ingesteld:
uitschakelmoment = draaimoment van de afsluiter/factor (zie typeplaatje)
GST 10.1 – GST 40.1