Deurcontrole
Als een relaiskaart wordt gebruikt voor dit doel, stelt u de "werkingstoestand" in de instellingen van de hoofdlezer
voor de betreffende uitbreidingskaart A of B in op "Deurcontrole".
"Deurcontrole" wordt gebruikt om deuren zonder lezers aan te sluiten op de relaiskaart en deze deuren vervolgens
vanuit de software te bewaken en besturen.
Als een relaiskaart is gedefinieerd met een "deurbewakings" functie, zal deze controller meer dan 8 lezers accepteren
voor ACC4 en meer dan 2 lezers voor ACC1. Als relaiskaart A is aangesloten op de controller, kunnen de virtuele
lezers met adres 8, 9, 10 en 11 worden gedefinieerd. Als ook uitbreidingskaart B is aangesloten, kunnen ook de virtuele
lezers met de adressen 12, 13, 14 en 15 worden gedefinieerd. Deze adressen zijn geldig zowel voor ACC 1 als ACC 4.
Elke relaiskaart kan 4 deuren controleren, waarbij elke deur 2 ingangen en 2 uitgangen op de relaiskaart gebruikt:
ingangen:
* één voor de uitgangsknop
* één voor het deurbewakingscontact
uitgangen:
* een voor de besturing van het slot
* één voor het overbruggen van het alarmcontact
Een deurbewakingslezer instellen
Om een lezer voor deurbewaking in te stellen, gaat u als volgt te werk:
•
Definieer een nieuwe lezer.
•
Stel op het tabblad Algemeen de volgende zaken in:
Lus = x ; Controller = y en adres = 8 tot 15 (het selectievakje Geïnstalleerd niet selecteren). Stel een geschikte
actielijst in.
Laat de andere instellingen op de standaardwaarde staan.
•
Stel op het tabblad Schema het veld Uitgangsknop in op een geldig schema (of op Altijd).
•
Laat de instellingen voor Deur en Alarmzonecontrole op de standaardwaarde
•
Klik op OK en sluit de software af (er is een nieuwe lezer gedefinieerd).
De in het logbestand weergegeven gebeurtenissen zijn:
•
Deur, ontgrendelingspuls (C)
•
Deur, uitgangsknop ingedrukt
•
Deur, open
•
Deur, gesloten
Algemene I/O
Als een relaiskaart wordt gebruikt voor dit doel, moeten de volgende zaken worden ingesteld vóór u begint te
programmeren.
Open de hoofdlezer voor deze controller en stel de "werkingsmodus" van de betreffende uitbreidingskaart (A of B) in
op "ALGEMENE I/O".
Zowel de INGANGEN als de UITGANGEN voor een controller moeten worden geprogrammeerd via de instellingen
van de hoofdlezer.
Om een INGANG te programmeren:
•
Selecteer in de instellingen van de hoofdlezer van deze controller de ingang A of B (relaiskaart A of B).
•
Klik op Nieuw. Het venster Ingangen wordt geopend.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
staan.
Installatiehandleiding • • • • 65